Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI issue:
Inhoudsopgave
DOI article:
Korte berichten
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0284

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
eene circulaire verzonden, waarin gewezen wordt op de vele branden die door onvoor-
zichtigheid van loodgieters in kerken, enz. zijn ontstaan.

Een krachtiger optreden hiertegen wordt noodzakelijk geacht en de circulaire wijst
op de te Amsterdam geldende bepalingen en de voorschriften, aldaar door den commandant
van de brandweer gegeven. Daarbij wordt voorafgaand bewijs van kennisgeving aan den
commandant geeischt, het werken bij krachtigen wind verboden, de aanwezigheid van
twee emmers water en 50 liter zand 'bij het werk gevorderd en opgave geeischt van de
uren, waarop gewerkt zal worden.

Droogmaken van muren. — In »die Denkmalpflege” van Februari 1914 wordt gewezen
op de goede resultaten verkregen met het droogmaken van muren bij oude bouwwerken.

De grondmuren worden horizontaal doorgezaagd op de hoogte van den kelder-
bodem of iets boven den beganen grond, al naar mate men ook de kelderverdieping al
of niet wil droogmaken. De door het zagen ontstane voegen worden met dunne ijzeren
banden open gehouden en daarna wordt hierin eene vulling gebracht van twee lagen
asphaltbrei, waartusschen eene 1 m.M. dikke loodplaat. In de overblijvende ruimten
wordt cement gegoten, waardoor het muurwerk weder stevig verbonden wordt en een
verder doordringen van vocht uit den bodem wordt belet. Achtereenvolgens worden
gedeelten van 30 tot 50 c.M. lengte aldus bewerkt en bij zuilen de helft of een derde
van de dikte. Het uitdroogingsproces geschiedt door de werking van lucht en warmte
en vereischt dan 1 a 2 jaar, doch kan door kunstmatige verwarming bespoedigd worden.
Gunstige resultaten werden o.a. verkregen bij de H. Nicolaikerk aan den Gasteig te
München, het slot te Dachau, de Allerheiligenkapel te Regensburg, enz. In de laatst
genoemde kapel werden hierdoor belangrijke muurschilderingen gered. De kosten bedroegen
bij metselwerk 20 a 40 Mark per M3. en bij zuilen het dubbele.

In intiemen kring van eenige archeologen en kunstvrienden werd 11 Nov. j.1. het
Museum van Grieksche oudheden ten huize van den Heer C. W. Lunsingh Scheurleer,
te ’s-Gravenhage ingewijd. Practische overwegingen en verfijnde smaak brachten hier een
zeer aangenaam aandoend geheel tot stand. Behalve tot museum, is de inrichting zoodanig,
dat er gelegenheid bestaat voor een beperkt aantal toehoorders, behagelijk aan tafels
gezeten, een voordracht over een of ander woorwerp, of serie van voorwerpen, te volgen.
Het is dan ook het plan van den Heer Scheurleer voor meer speciaal belangstellenden
zoo nu en dan kleinere voordrachten over bepaalde voorwerpen te houden, terwijl hij
zijn waardevolle collectie gaarne ter bezichtiging voor alle belangstellenden openstelt.

Wij kunnen niet anders dan ons wakker correspondeerend-lid van harte geluk
wenschen met hetgeen hij tot stand heeft weten te brengen.

M. P. ROOSEBOOM.

□ □ □
□ □



271
 
Annotationen