Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Denucé, Jean
Antwerpsche tapijtkunst en handel — Bronnen voor de geschiedenis van de Vlaamsche kunst, Band 4: Antwerpen: Uitgave De Sikkel, 1936

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.51764#0037
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
II. —■ ANTWERPSCHE TAPISSIERS
EN PATROONMAKERS.

Namen van Antwerpsche tapissiers zijn ons uit de notarisprotocollen
en schepenbrieven in grooten getale bekend. De verkochte werken
worden echter in den beginne (eerste helft der XVIe eeuw) zelden be-
schreven. Een Ver dure van Antoon van Coppenholle hebben we vroeger
in 1548, bij Affaitadi, vermeld. De namen van Jan de Ram, Frans’ zoon,
en van Willem de Rarn, vermeldt notaris sHertogen van af 1553. In een
acte van 1558 treden als tapissiers op Joris en Jacob Bloemaert, Bauduin
Hendrik, Jacob Hazevelt, en de oude Antoon van Coppenholle (1).
Hetzelfde jaar staat Roland van der Hameyde opgeschreven als « schildere,
teekeneer van den tapeciers alhier ». Een meer bekende firma is die van
Hendrik van Beringhen. Hij bewoonde het huis « Den Beer », dat hij
van de stad gekocht had op 6 November 1578, bij den Tapissierspand,
en bezat natuurlijk een winkel in den Pand. Uit rekeningen van hem
bewaard in de protocollen van notaris Dierk van den Bossche, komen
de namen voor van tapissiers als Thierry Maes, Philips de Carlier (te
Oudenaarde), Jan de Vos, Frans van Asperen, Abraham van Dale (voor
Daniël Thienpont), Jan de Moor. Overleden op 7 October 1581,kinderloos,
werden de tapijten van van Beringhen die in den Pand berustten, geïn-
ventariseerd door meesters Amand Vranck en Paul Maes, en geschat
door Daniël Thienpont en Daniël Steurbout. De weduwe, Anna Dijck,
verkocht alles gezamenlijk aan Antoon Steurbout (2).
Even interessant is de inventaris van de nagelaten stukken van Frans
de Neve, opgesteld en geschat door Marten Corclier, Jan de Moor en
Daniël Steurbout. « facteurs ende cooplieden van tapitserie » in 1583,
dien we eveneens mededeelen (3).
Grossaert Simays, « coopman van tapisserye », komt in 1585 voor
in de minuten van notaris Woelput.
Tapijtwevers en -handelaars zijn niet altijd te onderscheiden. In

(1) Fernand Donnet, supra, bl. 68.
(2) Antw. Arch., Notaris D. van den Bossche, 1581, bl. 26, 28, 48, 57, 77,
en 1582-1583, bl. 12-13. Zie inventaris van Hendrik van Beringhen in de Docu-
menten, nr 12.
(3) Antw. Arch., Notaris P. Fabri, 1583, f° 583 (zie Document nr 13).
XXXIII

Denucé VI. — 3.
 
Annotationen