Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 2.1889

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.24586#0165

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
MELCHIOR WYNTG1S.

I 54

Op dat tijdstip woonde Wyntgis te Middelburg.
Smallegange noemt hem op het jaar 1601 onder de
muntmeesters van Zeeland, den derden sedert de inrich-
ting der munt, omtrent i58o.

Eenige jaren na den dood van van Mander, in
1612, werd Wyntgis tot buitengewoon meester van de
rekenkamer te Brussel aangesteld, zoowel voor de zaken
des lands als voor die van het hertogdom Luxemburg.
Zijn naam komt in die hoedanigheid voor in een octrooi
der aartshertogen Albrecht en Isabella, ,ten gunste van
van Veen (Otto Venius), gedagteekend van den q1 11 October
1615. Dit schriftstuk is door den heer Pinchart afge-
drukt in de Archiven des ar.s, Sciences et lettres (1).

De voormalige meester van Rubens bewoonde toen-
maals eveneens Brussel. Hij bekleedde aldaar, sedert den
3on April 1612, het ambt van muntwaarder. Zijn rekest
aan de aartshertogen gericht, getuigt dat hij zieh tot
Wyntgis wendde, om genoemde betrekking te verkrijgen;
alsmede dat laatstgenoemde ten opzichte van van Veen
middelen gebruikte welke niet al te veel eerlijkheid
verraden en van Veen voor ’t minst zeer gehinderd
moeten hebben.

Dit octrooi was in de volgende woorden vervat :

Albert et Isabelle etc. Recu avec l’humble supplication de
nostre bien ame Octavio Veen, Garde et waradin de noz mon-
noyes en ceste ville de Bruxelles, contenant que pour monstrer
le zele et affection qu’il a tousjours eu au Service de sa Majeste
et le nostre, il aurait laisse condition et Services honnorables, se
contentant de son entretenement ordinaire sans nous demander
quatre eens escuz de pension par chascun an que le roy de
France et aultres princes luy ont offert et pareillement de l’em-
ployer en Oeuvres grandes, au moyen de quoy il aurait peu laisser

(1) III, bl. 206. Aan dezen diep betreurden geleerde ben ik

■de aanwijzing der bronnen van bovenstaande Studie verschuldigd.
 
Annotationen