Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 2.1889

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.24586#0375

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
348 KUNSTENÄARS EN KUNSTWERKEN.

heeft aangemerkt (1), in de kloosters beoefend, met even-
veel ijver als goed gevolg, zonder dat ooit de kloosterlijke
tucht er iets van te lijden had. Veelmeer, de geschiedems
der Benedictijner-Orde bewijst, dat juist in die tijden
toen de kloostertucht het best gehandhaafd werd, en de
Orde het toppunt van hären bloei bereikte, de kunsten en
wetenschappen er 00k het meest in eere gehouden werden,
en dat zoodra een tljd van verslapping aanbrak, even
zoo vlug de zncht tot het schoone en verhevene in de
kunst v-erdween of verbasterde. Steeds inderdaad hebben
de Benedictijnen de kunsten beschouwd als een middel
door God geschonken, om den kerkdienst, het « opus
Dei », dat is hunne voornaamste bezigheid (2), op te
luisteren en te verheerlijken; en waar het « opus Dei »
verwaarloosd werd, ging 00k de kloostertucht te niet,
waar het doel uit het 00g verloren ging, daalden 00k de
middelen in de algemeene achting en werden uit het 00g
verloren. Ten bewijze van het zooeven gezegde kunnen
de woorden dienen van den grooten heilige en geleerde
Rupert van Deutz, eertijds monnik in het Benedictijner-
klooster van den H. Laurentius te Luik : « Proinde in
quocumque habentur homine artes, tarn utiles ac licitae
diligendae sunt, et ammonendi periti artifices, ut tanquam
Dei talentum in lucrum extendant, quia non ipsorum
facultas propria, sed creatoris omnia tribuentis commissum
est, et ab lis, quibus tribuit, ipse exacturus est. »

In de weinige bladzijden die nu gaan volgen, hopen
wij dezelfde waarheid nog eens aanschouwelijk voor te
stellen, wat betreft eenige Benedictijner-kloosters van
Belgie, gedurende de ioe, iie en i2e eeuw. Wij zullen

(1) Montalembert, Les Moines d’Occ. VI, p. 240.

(2) Ei'go nihil Operi Dei prseponatur. (S. Reg. cap. 48.)
 
Annotationen