Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 3.1890

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.24588#0516
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
5oo

LAUREYS VAN PAPENBROECK.

Gelijk wij zien, had Laureys in 1608 gezongen
en prijzen gewonnen. Nu dat het vredejaar 1609 aan-
breekt, verwacht men eene nieuwe en driftigere geest-
vervoering van zijnent wege, en nochtans vinden wij
voor dit jaar maar één Refereyn. Dit is voor ons een
bewijs dat, vermits zijn vader den 8n Mei zijn huis de
Herpe verkocht, onze jonge dichter, als klerk van het
oudkleerkoopers ambacht, zich reeds van toen af ieverig
aan 't werk zette. Ongetwijfeld zegde hij bij zichzelven :
Tin heb ik nu genoeg voor 't oogenblik gewonnen,
maar geld zal mij noodzakelijker zijn, zoo voor de toe-
komst, als om aan mijn ouden' vader en mijne twee
zusters een weinig meer welzijn te verschaffen.

Het eenigste stuk dat wij vóór 1609 aantreffen,
laat ons een zonderling voorval raden dat toch naar de
tijdsomstandigheden niet zeldzaam moet geweest zijn.
Eene Rederijkkamer, wij weten niet welke, had spots-
gewijs eene Chaert gezonden, om een Refereyn te
bekomen op deze vraag :

« Oft eenen mensch die droomd oock oprechtelijk sliep »?

Laureys had de pen opgevat en Luther, Menno
en Calvijn duchtig gehekeld. Ziehier hoe hij daarvan
verslag geeft :

« Oft eenen mensch die droomden oock oprechtelyck sliep? »
Wert in een chaert gevraecht die my quam ter hant;
En om wat te maken daer ick genucht in schiep,
Solveerden ick soo hier volcht, naer myn slecht verstant.
Ick sond het naer de feest, en soo ick hooren mocht 1
Soo wert het voor schimp en vilonye verstaen,
Om dat ick segh int lest dat my waerschynlyck docht.
Twas waer, want dwert tot schimp vande b'oeders gedaen.

Laureys las zijn Refereyn « int Orgelken, op den
 
Annotationen