Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Grieken, Th. M. M.
de Plant in hare Ornamentale Behandeling: met eene Inleiding : "over de Zinnebeeldige Voorstelling". 2 Titelplaten, 38 Albumplaten, 4 tekstplaten en 150 tekstfiguren — Groningen, 1888

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.43156#0016
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
— 9

lelie is ook hier symbool der reinheid en kuischheid; de wijnstok en de roos zijn het beeld van den
Verlosser. Verder duiden de druif en de koornaar op het Avondmaal; de Wijnstok en de Olm-
boom op de rijken en de armen; de appel op de erfzonde, enz.
Het is hier voldoende te gewagen van de plant in hare symbolische beteekenis bij de wapens of
in de geschiedenis van de verschillende rijken, zooals bijv, de roos van Engeland (de roode en de
witte roos = het huis van York en het huis van Lancaster, die in Engeland, in ’t begin der vijf-
tiende eeuw, lang vijandig tegenover elkaar stonden), de Schotsche distel, enz. Ook het bezem-
kruicl (Sarothammis scoparius') heeft in de geschiedenis van Engeland eene beteekenis. Zijn meer
middeleeuwsche naam van planta genista heeft zelfs eenen naam gegeven aan eene vorstenlinie in
Engeland ^plantagenet line; plantagenet kingsy — De lelie, die dikwijls op de wapens voorkomt,
heet, als bloem namelijk, tuinlelie (flr. lis de jardin) in tegenstelling met eene heraldieke figuur,
die fleur de lis wordt genoemd. — De beteekenis van zoodanige bloemen moet men blijkbaar aan de
geschiedenis vragen. Bij het wapen komen wij nog op een en ander terug.
Dit weinige achten wij toereikend om een algemeen begrip van de symbolische beteekenis der
planten te verkrijgen.
Nu wij toch over de zinnebeeldige voorstelling spreken, komt het ons niet ondienstig voor,
een meer algemeen overzicht van de symboliek te geven, daar zij zoo nauw aan de decoratieve kunst
is verwant.
De SYMBOLIEK in ’t algemeen.
Men kan in de bouwkunst van twee soorten van symboliek spreken, namelijk:
«) van de symboliek der vormen en verhoudingen, de symboliek van het karakter
des bouwwerks.
Deze is grootendeels onbewust of onwillekeurig, ten minste in zooverre het wezen, de godsdienst
en het karakter van een volk zich afspiegelen in eenen bepaalden stijlvorm ; bewust daarentegen in
zooverre het karakter en de bestemming van een gebouw zich openbaren in de verhoudingen en in
den door het gebouw teweeggebrachten indruk.
Hieruit laat zich direct afleiden, dat een bouwstijl, evenmin als eene taal, zich laat uit-
vinden of opdringen. Het zoogenaamd zoeken naar eenen nieuwen stijl kan dus, in decoratieven zin
namelijk, gerust achterwege blijven. Wanneer een volk karakter heeft, dan zal de stijl, na aan de
eischen der constructieleer te hebben voldaan, zich zelf wel vormen en een bijzonder „iets” aanwijzen ,
dat hem uit andere doet kennen. Mist een volk daarentegen een vast, bepaald karakter, of gaat dit
op in dat van eenen naburigen staat, dan moeten onwillekeurig zijne bouwwerken öf eenen chaos
van allerlei vreemdheden in stijl en vorm, of wel den stijl van dat naburig volk vertoonen.
b) Symboliek der afzonderlijke vormen; van het detail.
Wij kunnen deze beschouwen als eene soort hiëroglyphenschrift. In ornamentale toepassing
of behandeling geeft men den beschouwer bepaalde vormen , zekere getallen, enz. te aanschouwen,
waarvan hij de beteekenis kent, daar zij voor deze beteekenis typisch zijn aangenomen. In den loop
der tijden heeft deze beeldspraak heel wat veranderingen ondergaan.
Bij de Egyptenaren vinden wij daarvan in het oud-Egyptische beeldschrift of de hiëroglyphen
eene voleinde voorstelling. Het was gebeiteld of geschilderd, en samengesteld uit teekens, die ge-
trouwe afbeeldingen gaven van dieren, menschen, sterren, planten , verschillende voorwerpen,
voortbrengselen van de industrie enz.
Men hield er in Egypte drie (volgens sommige oudheidkundigen twee) hoofdschrijfwijzen op na,
namelijk «) de algemeen gebruikelijke schrijfwijze, welke de demotische of epistolographische, <5) de
hieratische (priesterlijke) en t) het eigenlijke hiëroglyphen-of beeldschrift. Dit laatste is weder in twee
soorten te splitsen, namelijk: ad) het kyriologische, dat door de aanvangletters werd bepaald, en
 
Annotationen