Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
— 8

gewijd aan Minerva en ook aan Apollo; de pijnboom aan Bacchus, Pan en Cybele; de mirte-
boom aan Aphrodite en de tellurische godheden; de cipresboom aan Pluto; de eik, behalve
aan Jupiter ook aan Mars; de populier aan Hercules; de els aan Sylvanus; de ceder aan de
Eumeniden of Furiën; de palm aan de Muzen; de ahornboom aan de Geniën. — De Skandina-
vische mythologie laat zelfs den mensch uit eik en els te voorschijn komen, en stelt de afhankelijk-
heid der menschen van Gocl voor in de sage van den heiligen eik Yggclrasill.
Door alle tijden heen kan men een of meer plantensoorten aanwijzen , waaraan eene symbolische
beteekenis werd toegekend; niet bij alle volkeren echter was het dezelfde plant, ofschoon dit nu en
dan wel het geval was.
Zoo is de Lotusbloem (Nymphaea Lotus) bij de Egyptenaren het symbool der hoogste voort-
brengende kracht, en derhalve aan Osiris, Isis, Harpokrates, Neïth en Horus toegewijd. Zij is het
symbool der bevruchting van Egypte door den Nijl; van de schepping der wereld uit het water, enz.
Zij is bij de Indiërs de bloem van Ne'lumbium speciosum, heet Padma of Tamara, en heeft dezelfde
symbolische beteekenis. In hunne beeldspraak voegen zij haar aan den Ganges toe, laten haar groeien
uit den snavel van den Wischnu, terwijl weder uit haar Brahma te voorschijn komt.
Bij de Grieken waren rozen, jasmijn en lelie, zoomede andere roode en witte bloemen aan
de dooden gewijd. Papaver-bloemen beteekenden slaap. Ook strooiden zij bloemen op den weg
voor den overwinnaar of heerscher.
In de middeleeuwen was deze symboliek zeker in haar bloeitijdperk, doch had dan een meer
verheven, godsdienstig karakter. In den oud-christelijken tijd bezigde men tot dit doel minder
bloemen, dan wel geheele takken of planten. Ook in de middeleeuwen treft men weinig geheel op
zichzelf staande bloemen in symbolische beteekenis aan.
Zoo is bij de oud-christelijke kerk de palmtak het symbool der opstanding; van het zege-
vieren over den dood. Later komt de palmtak als attribuut der martelaren, als symbool van de
overwinning der strijders, in den dienst der kerk, en van de gelukzaligen voor. In de eerste beteekenis
treft men vereenigd aan palm en phoenix (den vogel, die zich zelf verbrandt en weder verjongd uit
de vlammen opstijgt; symbool van het voortbestaan na den dood. Ook van den palmboom geloofde
men, dat hij uit zijne asch weder nieuw opgroeide). Twee palmtakken ter wederzijde van het kruis
beteekenen de martelaren en apostelen van den Heer.
Gras en hooi duiden op cle vergankelijkheid des vleesches ; hooi is ook het beeld van den
met zonde beladen mensch, of de zwakheid. De ceder beteekent schoonheid; eveneens ver-
gankelijkheid. Het riet stelt zinnebeeldig het geringe geloof van den mensch, ook den trots op
vergankelijke goederen voor; het kan echter ook als staf bij engelen en als attribuut van Christus
voorkomen. — Tarwe doelt dikwijls op de geloovigen en de geloofsleer. —• Onkruid is des
duivels zaad. — In gelijke beteekenis moet de tegenoverelkaarstelling worden opgevat van den echten
en den onechten olijfboom , of van den vruchtboom en den dorren boom. — De vruchtbare op den
onedelen boom geënt duidt op de verhouding van het Christendom tot het Jodendom. Dezelfde be-
teekenis heeft de voorstelling van eenen boom, waaruit Jezus te voorschijn komt. Een paradijsboom,
of wilde olijfboom heeft de beteekenis van het kruis ; een gebroken boom doelt op het Jodendom.
De Wilgeboom heeft in symbolischen zin de beteekenis van het gebod des Evangelies. De
Hysop {Hyssopus officinalis') zinspeelt op het ootmoedig gelooven, de kennis van zichzelven en de
zuivering van de zonde. Verder duiden de A man del noo t of Amandelboom op de geheimzinnige
ontvangenis van Maria; de brandende doornstruik op de waakzaamheid des Heeren, zoowel als
op de opstanding en het paaschfeest; de myrrhe of wierookstruik op de opstanding des
vleesches; de granaatappel op de eenheid der kerk en hare belijders. De moerbeziënboom
verzinnelijkt, ten gevolge van zijne stevige worteling, het vaste, onwankelbare gelooven in God* de
 
Annotationen