Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Grieken, Th. M. M.
de Plant in hare Ornamentale Behandeling: met eene Inleiding : "over de Zinnebeeldige Voorstelling". 2 Titelplaten, 38 Albumplaten, 4 tekstplaten en 150 tekstfiguren — Groningen, 1888

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.43156#0080
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext

— Ofschoon wij later hierop meer in ’t bij-
zonder terug komen, geven wij nu reeds in
de fign. C en D meer geometrische vormen
der bovengenoemde bladeren, die echter een
zeer groot aantal wijzigingen toelaten.
Wat de natuur doet, daarin mag de or-
namentist haar volgen. De insnijdingen van
het blad, waarmede zij als het ware een spel
drijft om verscheidenheid in den vorm te bren-
gen , met behoud van de algemeene type,
worden door den ornamentist ook naar zijne
behoeften gewijzigd ; evenwel moet hij het
karakter van het te styleeren blad niet uit
het oog verliezen. (Men vergelijke bijv, de
fign. A en B op pag. 60 met den gesty-
leerden vorm dezer planten op a.pl. 28). Wan-
neer een sterk ingesneden blad, zeer golvende
lobben, en vooral wanneer het daarbij eenen
gerekten of langwerpigen vorm heeft, welke


hoedanigheden men bijv, bij den akant in den volmaaksten zin aantreft (zie fig. \a en ö op a.pl. 15,
die de bladeren van deze plant voorstellen), dan laat zich zoodanig blad gemakkelijker en op meer
wijzen vervormen, dan eenig ander blad, dat die hoedanigheden in mindere mate bezit. Op welke
soort van bladeren dus de onbekwame ornamentist het liefst jacht maakt, laat zich gemakkelijk

raden. De ware kunstenaar tracht echter juist uit die plantenvormen een fraai geheel voort te
brengen, welke door anderen als ’t ware worden over ’t hoofd gezien of liever, waarvan de orna-

mentale behandeling boven hunne krachten gaat.
In de plantenkunde is men gewoon de wijze, waarop een blad langs den rand is ingesneden,
door bepaalde woorden uit te drukken, welke de ornamentist, althans ten deele, toch wel dient te


kennen. Wij herinneren er hier dus aan, dat
de bladrand, wanneer deze geheel onverdeeld
is, gaafrandig heet en in fig. 11 bij A ge-
karteld, bij B getand en bij C gezaagd
wordt genoemd. Bereiken de insnijdingen bij
de enkelvoudige bladeren, die naar eene
denkbeeldig aangenomen middellijn of naar
een middelpunt zijn gericht, niet de helft van
den afstand tusschen de algemeene omtreklijn
en de middellijn van het blad, dan heet het
blad gelobd (zooals het nevens staande blad
D van de reeds hierboven genoemde leeuwen-
klauw en D\ van den rooden aalbes); bereiken
de insnijdingen den genoemden afstand, dan
noemen sommigen het blad gespleten (zoo-
als het in fig. 10A afgebeelde blad van den
ahorn), overschrijden zij dien afstand, dan zeg-
gen zij, dat het blad gedeeld is (fig. 11

Fig- U.
 
Annotationen