DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.43156#0081
74
zijnde het blad van den reeds bovengenoernden Acer dissectum). Zijn verder de door de uitsnij-
dingen gevormde lobben of slippen ongeveer symmetrisch aan beide zijden van de bladmiddellijn
geplaatst, dan zet men het woordje vin voor de hierboven opgegeven benamingen; zijn zij daaren-
tegen in eenen cirkel gerangschikt, dan maakt men gebruik van het toevoegsel hand. Men spreekt
alzoo van vinlobbig (hg. ii/7, zijnde het blad van den bovengenoemden meidoorn), vin-
spletig (bij G, het blad van de paardenbloem), vindeelig (bij H, het blad van het bovenge-
noemde kruiskruid), of handlobbig (bij D of 1)\ , fig. n), handspletig (bij A, fig. io),
handdeelig (bij fig. iiZf). Herhaalt zich deze splijting of deeling der bladschijf, dan zegt men
dat het blad dubbel handdeelig, enz. is.
Bij samengestelde bladeren past men de benaming handvormig toe, wanneer de blaadjes
aan den top van den algemeenen bladsteel zitten, zooals bij fig. io/f (wilden kastanje; o. a. ook
bij den hennep, a.pl. 16, fig. 6), waarbij men dan nog naar het aantal blaadjes, spreekt van drie-
tallig, (i 2^41, gouden regen) v ij ft allig, zeven-
tal lig, enz. Treft men op de plaats der blaad-
jes bij een samengesteld blad weder handvor-
mig samengestelde bladeren aan, dan spreekt
men van dubbel drietallig (zooals bij het
zevenblad fig. 12J2), dubbel vijftallig, enz.
Zijn bij samengestelde bladeren de blaadjes alle
of op het bovenste na langs den algemeenen
bladsteel geplaatst, dan spreekt men van gevind
en wel van oneven gevind, wanneer het
blad in een eindblaadje uitloopt (zooals bij
de robinia, 12./?), even ge vind, wanneer het
eindblaadje ontbreekt en afgebroken gevind,
wanneer er een aanmerkelijk verschil bestaat
tusschen de elkaar opvolgende bladparen, zooals
bij het op a.pl. 16, fig. 3, afgebeelde samen-
gestelde blad van de geitebaard (Spiraea
Ulmaria). Ook bij de aardappelplant zijn de
bladeren oneven en afgebroken gevind ; zij
wordt in haar geheel voorgesteld in de neven-
staande fig. 12 C en is om hare ornamentale
vormen , zooals reeds uit de gestyleerde bloem,
a.pl. 1, fig. 16, blijkt, onze aandacht over-
waard. — Deze 'vormen, waarbij grootere en kleinere paren van blaadjes elkaar afwisselen, zijn
voor ornamentale doeleinden bijzonder geschikt door de bevallige afwisseling, welke daardoor is te
verkrijgen. — Voorts worden weder de woorden dubbel, of driewerf gevind gebezigd, wanneer
men op de plaats der blaadjes op nieuw gevinde samengestelde blaadjes aantreft. Zoo kan er ook
sprake zijn van handvormig gevind, wanneer bijv, in het samengestelde blad de blaadjes hand-
vormig gerangschikt en deze op zich zelve genomen gevind zijn, zooals het in fig. 12Z? voorgestelde
blad van het kruidje-roer-mij-niet {Mimosa pudicd).
Behalve den eigenlijken vorm van het blad is de wijze , waarop dit met den stengel of den
bladsteel, en deze weder met den stengel, of de stengel met zijne takken is verbonden, van zeer
groot gewicht. Uit de afbeeldingen van gestyleerde planten, die onder onze oogen komen, blijkt
zeer dikwijls, dat men de wijze van bevestiging, van vereeniging of van overgang over het hoofd
zijnde het blad van den reeds bovengenoernden Acer dissectum). Zijn verder de door de uitsnij-
dingen gevormde lobben of slippen ongeveer symmetrisch aan beide zijden van de bladmiddellijn
geplaatst, dan zet men het woordje vin voor de hierboven opgegeven benamingen; zijn zij daaren-
tegen in eenen cirkel gerangschikt, dan maakt men gebruik van het toevoegsel hand. Men spreekt
alzoo van vinlobbig (hg. ii/7, zijnde het blad van den bovengenoemden meidoorn), vin-
spletig (bij G, het blad van de paardenbloem), vindeelig (bij H, het blad van het bovenge-
noemde kruiskruid), of handlobbig (bij D of 1)\ , fig. n), handspletig (bij A, fig. io),
handdeelig (bij fig. iiZf). Herhaalt zich deze splijting of deeling der bladschijf, dan zegt men
dat het blad dubbel handdeelig, enz. is.
Bij samengestelde bladeren past men de benaming handvormig toe, wanneer de blaadjes
aan den top van den algemeenen bladsteel zitten, zooals bij fig. io/f (wilden kastanje; o. a. ook
bij den hennep, a.pl. 16, fig. 6), waarbij men dan nog naar het aantal blaadjes, spreekt van drie-
tallig, (i 2^41, gouden regen) v ij ft allig, zeven-
tal lig, enz. Treft men op de plaats der blaad-
jes bij een samengesteld blad weder handvor-
mig samengestelde bladeren aan, dan spreekt
men van dubbel drietallig (zooals bij het
zevenblad fig. 12J2), dubbel vijftallig, enz.
Zijn bij samengestelde bladeren de blaadjes alle
of op het bovenste na langs den algemeenen
bladsteel geplaatst, dan spreekt men van gevind
en wel van oneven gevind, wanneer het
blad in een eindblaadje uitloopt (zooals bij
de robinia, 12./?), even ge vind, wanneer het
eindblaadje ontbreekt en afgebroken gevind,
wanneer er een aanmerkelijk verschil bestaat
tusschen de elkaar opvolgende bladparen, zooals
bij het op a.pl. 16, fig. 3, afgebeelde samen-
gestelde blad van de geitebaard (Spiraea
Ulmaria). Ook bij de aardappelplant zijn de
bladeren oneven en afgebroken gevind ; zij
wordt in haar geheel voorgesteld in de neven-
staande fig. 12 C en is om hare ornamentale
vormen , zooals reeds uit de gestyleerde bloem,
a.pl. 1, fig. 16, blijkt, onze aandacht over-
waard. — Deze 'vormen, waarbij grootere en kleinere paren van blaadjes elkaar afwisselen, zijn
voor ornamentale doeleinden bijzonder geschikt door de bevallige afwisseling, welke daardoor is te
verkrijgen. — Voorts worden weder de woorden dubbel, of driewerf gevind gebezigd, wanneer
men op de plaats der blaadjes op nieuw gevinde samengestelde blaadjes aantreft. Zoo kan er ook
sprake zijn van handvormig gevind, wanneer bijv, in het samengestelde blad de blaadjes hand-
vormig gerangschikt en deze op zich zelve genomen gevind zijn, zooals het in fig. 12Z? voorgestelde
blad van het kruidje-roer-mij-niet {Mimosa pudicd).
Behalve den eigenlijken vorm van het blad is de wijze , waarop dit met den stengel of den
bladsteel, en deze weder met den stengel, of de stengel met zijne takken is verbonden, van zeer
groot gewicht. Uit de afbeeldingen van gestyleerde planten, die onder onze oogen komen, blijkt
zeer dikwijls, dat men de wijze van bevestiging, van vereeniging of van overgang over het hoofd