138 SCHOUBURGH DER
befchuldigt wierd, fchoon de bewyzen daar
toe maar al te klaar waren. Des werd hy op de
pynbank gebragt. Sandrart in den Latynfchen
druk p. 299. zeit: Dat de Raad of het Gerecht van
Haerlem hem tot de pynbank bragt. Maar hy bleef
hardnekkig zonder het zelve te willen belyden.
Dat nu zyn kop beter gehard was tegens de be-
fchuldiging, dan zyn lichaam om de pynbank te
wederftaan, bleek; want hy ftierf onder’t pyni-
gen. En het penceelwerk datmen van hem vond,
werd door Beuls handen verbrand, in ’tjaar 1640.
De omftandigheid van die zaak geeft duide-
lyk genoeg te kennen dat zyn tafereelen heb-
ben geftrekt tot aanritfelinge; niet zoo zeer tot
de Cyprifche, als wel de Sodomitifche wanbedry-
ven. Zyn beeltenis 1628, wanneer hy 39 jaren
oud was in koper gebragt, vertoonen wy in de
Plaat G. agter Daniël Segers.
’T luft ons hier (by gelegentheid van dit voile
voorwerp) de fchoone les van F. funius in zyn 3
Boek van de Schilderkonfb , in te laffen, daar hy
van zulke fchandelyke tafereelen zeit: Datze de
wulpfe begeerlykheid van de onbezinde aanfcboiiwers ,
door de ontuchtige vertoonfelen gaande maken: Dus
behoord een opregt en eerlyk Konftenaar agt te ge-
ven, dat hy zig niet om 't voordeel, of y del lof getuit
van een ligtvaardigen hoop, tot het verbeelden van dusda-
nige dingen laat vervoeren j aangezien verfcheiden gr 00-
te Meejters d'aanzienlykheid van een eerlyken naaiu
kmyt geraakt zyn, om dat zy den roem van ik en
meet niet mat voor een klugtzïnnige geeftigheid al te
hittiglyk najaagden.
Hier paft het fpreek woord: Men behoeft geen luizen
in de pels te zetten, ze komen ’er genoeg van zelf in.
Nu zvn’er voorbeelden by menigten die aan-
too-
befchuldigt wierd, fchoon de bewyzen daar
toe maar al te klaar waren. Des werd hy op de
pynbank gebragt. Sandrart in den Latynfchen
druk p. 299. zeit: Dat de Raad of het Gerecht van
Haerlem hem tot de pynbank bragt. Maar hy bleef
hardnekkig zonder het zelve te willen belyden.
Dat nu zyn kop beter gehard was tegens de be-
fchuldiging, dan zyn lichaam om de pynbank te
wederftaan, bleek; want hy ftierf onder’t pyni-
gen. En het penceelwerk datmen van hem vond,
werd door Beuls handen verbrand, in ’tjaar 1640.
De omftandigheid van die zaak geeft duide-
lyk genoeg te kennen dat zyn tafereelen heb-
ben geftrekt tot aanritfelinge; niet zoo zeer tot
de Cyprifche, als wel de Sodomitifche wanbedry-
ven. Zyn beeltenis 1628, wanneer hy 39 jaren
oud was in koper gebragt, vertoonen wy in de
Plaat G. agter Daniël Segers.
’T luft ons hier (by gelegentheid van dit voile
voorwerp) de fchoone les van F. funius in zyn 3
Boek van de Schilderkonfb , in te laffen, daar hy
van zulke fchandelyke tafereelen zeit: Datze de
wulpfe begeerlykheid van de onbezinde aanfcboiiwers ,
door de ontuchtige vertoonfelen gaande maken: Dus
behoord een opregt en eerlyk Konftenaar agt te ge-
ven, dat hy zig niet om 't voordeel, of y del lof getuit
van een ligtvaardigen hoop, tot het verbeelden van dusda-
nige dingen laat vervoeren j aangezien verfcheiden gr 00-
te Meejters d'aanzienlykheid van een eerlyken naaiu
kmyt geraakt zyn, om dat zy den roem van ik en
meet niet mat voor een klugtzïnnige geeftigheid al te
hittiglyk najaagden.
Hier paft het fpreek woord: Men behoeft geen luizen
in de pels te zetten, ze komen ’er genoeg van zelf in.
Nu zvn’er voorbeelden by menigten die aan-
too-