II.
Wie met Sylvain Lévi het Mrcchakati voor jonger dan
Kalidasa wil houden, kan, het Malavikagnimitra bij gevolg
als het oudste ons bewaarde stuk beschouwende, de vraag
stellen: of reeds in het drama vóór Kalidasa de vidüsaka-
figuur voorkwam, of wel dat deze er de schepper van is
geweest. Door een eenvoudige ontleding van de rol van
Gautama in het Malavikagnimitra kan men deze vraag be-
antwoorden : reeds vóór Kalidasa het Malavikagnimitra
schreef, was de figuur van den vidüsaka in een vasten vorm
bekend. Wanneer men voor een oogenblik het geval stelt,
dat Kalidasa in Gautama de rol voor ’t eerst had gedicht
en ingevoerd, dan zou het reeds vreemd zijn, dat het eerste
voorbeeld van die figuur van alle volgende zoo belangrijk
verschilde. Op zich zelf zou het echter nog wel mogelijk
zijn, dat Kalidasa, na eerst een listigen vidüsaka te hebben
geschapen, later steeds domme vidüsaka’s zou hebben voor-
gesteld, en dat deze, meer in den smaak vallende, voortaan
steeds waren nagevolgd. Dit wordt al minder waarschijnlijk,
wanneer men opmerkt, dat Gautama steeds juist die eigen-
aardigheden , die de andere vidüsaka’s kenmerken, in het
belang van den koning veinst te bezitten. Dit wijst reeds
op een zekere notie van een dommen vidüsaka. Wilde men
nu toch nog aannemen, dat in het allereerste voorbeeld van
de soort een huichelaar werd voorgesteld, dus een fijner
type dan in de volgenden, die eenvoudig dom zijn (en dit
4
Wie met Sylvain Lévi het Mrcchakati voor jonger dan
Kalidasa wil houden, kan, het Malavikagnimitra bij gevolg
als het oudste ons bewaarde stuk beschouwende, de vraag
stellen: of reeds in het drama vóór Kalidasa de vidüsaka-
figuur voorkwam, of wel dat deze er de schepper van is
geweest. Door een eenvoudige ontleding van de rol van
Gautama in het Malavikagnimitra kan men deze vraag be-
antwoorden : reeds vóór Kalidasa het Malavikagnimitra
schreef, was de figuur van den vidüsaka in een vasten vorm
bekend. Wanneer men voor een oogenblik het geval stelt,
dat Kalidasa in Gautama de rol voor ’t eerst had gedicht
en ingevoerd, dan zou het reeds vreemd zijn, dat het eerste
voorbeeld van die figuur van alle volgende zoo belangrijk
verschilde. Op zich zelf zou het echter nog wel mogelijk
zijn, dat Kalidasa, na eerst een listigen vidüsaka te hebben
geschapen, later steeds domme vidüsaka’s zou hebben voor-
gesteld, en dat deze, meer in den smaak vallende, voortaan
steeds waren nagevolgd. Dit wordt al minder waarschijnlijk,
wanneer men opmerkt, dat Gautama steeds juist die eigen-
aardigheden , die de andere vidüsaka’s kenmerken, in het
belang van den koning veinst te bezitten. Dit wijst reeds
op een zekere notie van een dommen vidüsaka. Wilde men
nu toch nog aannemen, dat in het allereerste voorbeeld van
de soort een huichelaar werd voorgesteld, dus een fijner
type dan in de volgenden, die eenvoudig dom zijn (en dit
4