Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Hulin de Loo, Georges [Honoree]
Mélanges Hulin de Loo — Bruxelles [u.a.], 1931

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.42068#0184
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
MÉLANGES HULIN DE LOO

147

meer : met hem kon Filips van Bnrgondië een gelief thema
bespreken. En deze schilder was daarbij bekwaam en tech-
nisch geschoold om datgene, wat Filips verlangde, in beeld
op doek te brengen.
Waar deze Venetiaan moest samenwerken met Jan
Gossart voor het boven bepaalde doel, was deze laatste
zeker de mindere in vele opzichten, zoowel voor de per-
spectief, proporties, behandeling van het naakt als voor
kennis van de mythologie. En wanneer Barbari dan zijn
vaardigheid tentoonspreidde en theoretisch belichtte, zag
Mabnse heel goed wat er bij hem was te leeren, zooals
Dürer het reeds had gemerkt, zonder echter aile geheimen
te kunnen ontslnieren (1). In hoeverre Jan Gossart zelf door
Barbari daarin is ingewijd (misschien op vraag van hun
patroon?), (2) is een zaak die grondiger zou knnnen worden
onderzocht door de studie der overgeblevene werken, alhoe-
wel dan ook niet volledig is op te lossen.
Maar hier wij voortgehold zonder acht te geven op de
algemeen aangenomen voorstelling dat, onmiddellijk na
zijn terugkeer nit Italie — dus in 1509 — Filips zieh terug-
trok te Sonburg, en J. Barbari en J. Gossart, « Zeuxis
et Apelles nostri saeculi », aldaar had ontboden. J. Gossart
zou sedertdien in zijn dienst zijn gebleven; Barbari trad
in dezen van Margareta van Oostenrijk in 1510 en stierf
daar enkele jaren later. Wat is daarvan te gelooven? Die
meening vindt haar oorsprong en... steun in een verkeerde
interpretatie van een tekst van Geldenhauer, die onvol-
ledig wordt geciteerd, Bij nader onderzoek blijkt daaruit
al te duidelijk dat Barbari en Gossart te Souburg aan het
werk zijn eerst na de reis naar Denemarken, dus einde 1515
en begin 1516 (3).
(1) Cfr. P. Kirn, 1. c. 133 — H. Tietze u E. Tietze-Conrat, Der Junge
Durer, Augsburg, 1928, bl. 395, 404, 406, enz.
(2) Vroeger hadden Duitsche vorsten Jacopo reeds betaald om hun
schilders in te wijden in die geheimen (Hevesy, o. c., 26).
(3) Sed ut ad gesta ipsius (Philippi) revertamur, quum Caroli principis
soror, Isabella, Ghristierno Danorum régi desponsa esset, ipsi hoc muneris ab
 
Annotationen