Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Immerzeel, Johan
De levens en werken der hollandsche en vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters: van het begin der vijftiende eeuw tot heden (2. deel) — Amsterdam: J.C. van Kesteren, 1843

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.63251#0196
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
196

LUN—LUT.

van geestigheid of wezentlijke dichterlijke waarde. In dezelve ademde een geest van
dweeperij, die bij hem schier aan zinsverbijstering grensde: ten bewijze behoeven wij
alleen maar te herinneren, dat hij, de proef willende nemen om alleen van het geloof te
bestaan, teekenpen en etsnaald neêrlegde en met zijne bejaarde dienstmaagd Amsterdam
verliet, om voortaan stil en afgezonderd te leven. Toen echter de gespaarde penningen
verteerd waren, zag hij zich genoodzaakt zijne werkzaamheden te hervatten. De brave
man was in die beklaaglijke dwaling gekomen door het lezen der schriften van Jacob
Böhm en Antonette Bourignon en de verkeering met lieden, die derzelver gevoelens toe-
gedaan waren. In zijne laatste levensjaren leed hij veel aan kramppijnen en overleed in
het jaar 1712 op den 5 April. Zijne nalatenschap was niet aanmerkelijk, ofschoon hij
overleggend en zuinig had geleefd, omdat hij veel onderstand aan behoefligen verleend
had. Daar Luiken maar korten tijd de schilderkunst beoefend heeft, komen er nagenoeg
nooit schilderwerken van hem voor. Hoet vermeldt geen enkel in zijne dikke bundels van
de catalogussen der kunstverkoopingen. Als eene groote zeldzaamheid was het dus aan te
merken, dat een stukje van hem begrepen was in Ploos van Amstel’s verkooping, voor-
stellende een Eenvoudig vertrek, waarin de moeder van Luiken eenig veteriverk zat
te maken; aan de regterzijde was eene bedstede; vóór haar een vuurpot, met een daar-
over hangenden ketel; aan de linkerzijde op den grond eene doos met kantwerk, bock
cn verder bijwerk; het werd met nog een ander Binnenhuisje als pendant, voor ƒ 85.00
verkocht. In de verkooping van de Vos, kwamen eenige teekeningen van Luiken voor,
die tot de volgende prijzen liepen: 4 stuks Plagen van Egijpte, luchtig met de pen,
ƒ101.00; 2 Historieken, met dito en Oost-Indischcn inkt, ƒ61.00; de Ark des Ver-
bonds en de Steeniging van Stephanus, met dito, ƒ68.00; en 104 stuks teekeningen
uit Luiken’s bekend werkje: de Bijenkorf des Gemoeds, met de pen, en meerendeels
met inkt opgewasschen . ƒ 300.00.—Zijn vader, Kasper Luiken, heeft ook verscheiden
prenten geëtst, waarvan eenige onder de werken van Jan Luiken voorkomen; doch de-
zelve zijn van geringe kunstverdienste. Bij sommige schrijvers wordt Kasper voor een’
zoon van Jan Luiken gehouden ; wij hebben gemeend ons aan de opgave van Wagenaar
te mogen houden; te meer omdat men nergens melding van zijn huwelijk gemaakt,
maar integendeel vermeld vindt, dat hij met eene meid huis hield.
LUNDENS (Gerrit) acht men tot de Hollandsche school te behooren. Hij schilderde
binnenhuizen en boerengezelschappen.
LUPENIUS. Van dezen weinig bekenden meester komen teekeningen van landschappen
voor, waaronder besneeuwde wintergezigten. Men brengt hem tot de Hollandsche school.
LUSTICHUIJS (.1.). Van dezen kunstschilder schijnt weinig anders bekend, dan dat
hij een keurig portret geteekend, en misschien ook geschilderd heeft, van Anna Jacoba
Blaauw, moeder van den Drossaart Ilooft.
LUTMA, de Oude (Joannes), dien men voor een’ leerling van P. van Vianen houdt,
was een beeldhouwer, goudsmid en kunstig drijver van beeld- en lofwerken. Rcmbrandt,
met wien hij bevriend was, heeft zijn afbeeldsel in 1656 gegraveerd, met bijwerk, ter
aanduiding van zijn vak als drijver in zilver. Hij was te Groningen geboren , doch had
zich reeds vroeg te Amsterdam neergezet, te welker stede bij in vijf en tachtig jarigen
ouderdom, in 1669 overleden is. Vondel heeft een grasschrift op hem gemaakt, alsmede
een bijschrift op zijne afbeelding, door zijn’ zoon vervaardigd.
LUTMA (Joannes), zoon van den laatslgemelde, oesende hetzelsde kunstbedrijf uit
als zijn vader, en breidde zijn vak nog verder uit, door de behandeling van de ets-
naald met die van den hamer en het puntijzer, of ponson, te vereenigen. Onder de
werken, die men als zijne voornaamste beschouwt, telt men de thans zeldzaam •wordende
portretten van de dichters Vondel en Hooft, dat van zijnen vader cn van hem zelven ;
ook nog vier landschapjes, naar J. Both. Voorts dreef hij onder anderen een’ fraaijen
pronkpenning in ovalen vorm, ter eere van den Admiraal Marlen Harpertz. Tromp,
 
Annotationen