Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Immerzeel, Johan
De levens en werken der hollandsche en vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters: van het begin der vijftiende eeuw tot heden (2. deel) — Amsterdam: J.C. van Kesteren, 1843

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.63251#0248
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
242

MOR—MOS.

vertrok Moro, op order van den Keizer, naar Engeland, om Koningin Maria, tweede
Gemalin van Koning Philips, te portretteren. Hiervoor werden hem een gouden keten,
honderd ponden sterlings, en daarbij eene jaarwedde, mede van honderd gelijke ponden,
geschonken. — Na het sluiten van den vrede tusschcn Frankrijk en Spanje, trad hij in
dienst van Philips II, die hem medenam naar Madrid, en zeer vertrouwelijk met hem
omging. Dit stak den hovelingen in het oog, die de Inquisitie in het spel trachtten te
brengen. Nog tijdig verwittigd, zocht hij een voorwendsel om een’ uitstap naar Brussel
te doen. Aldaar een beschermer vindende in den Hertog van Alva, keerde hij niet naar
Madrid terug. Volgens zijne levensbeschrijvers, was zijn schoonste werk het laatste dat hij
vervaardigde, voorstellende eene Besnijdenis van Christus, voor de O. L. V. kerk te
Antwerpen. Een ander door hem geschilderd meesterstuk was eene Opstanding van den
Heiland. Voor den Koning van Spanje had hij eene Danaë van Titaan en andere stuk-
ken uitmuntend gccopiëerd. Zijne kinderen ontvingen geschenken en bedieningen van
Zijne Majesteit, en de Hertog van Alva schonk aan zijnen schoonzoon den ontvangers-
post van West-Vlaanderen. Moro is in 1581 overleden. Het Koninklijk Kabinet te ’sllage
bezit van zijne hand een Mansportret bij eene tafel.
* MORREN (Aüguste) is, volgens den Dictionnaire des hommes de lettres etc. de
la Belgique, Bruxelles 1837, een landschapschilder te Brussel, die aldaar op de ten-
toonstellingen van 1830, 1833 en 1836, en op die te Gent in 1835, voortbrengsels van
zijn penseel geleverd heeft, meestal Landschappen met vee voorstel lende.
*MORRIËN (Johan Hendrik) schildert landschappen, en ontving daarin onderwijs
van den vee- en landschapschilder A. J. Osfcrmans. Hij is te Rotterdam gevestigd en
werd aldaar geboren den 8 Fcbruarij 1819.
MORTEL (Jan) was een Leidsche schilder, die in 1650 geboren werd, en niet onge-
lukkig slaagde in het vak der bloemen, en vooral der vruchten. Het schijnt dat het hem
aan talent haperde om oorspronkelijk te zijn, daar hij zich nagenoeg enkel bezig hield
met het copiëren der kunstwerken van de Heem en Mignon. Hij is in zijne geboorteplaats
overleden in 1719.
MOSTAART (Frans en Giliis) waren tweelingen, die te Hulst in Vlaanderen gebo-
ren werden, en elkander zoo volkomen in alles geleken, dat zij niet te onderscheiden
waren. Zij woonden met hunnen vader, een kladschilder, te Antwerpen. Onder kundige
leiding werden zij bekwame schilders, Frans, van landschappen, Gillis, van meestal
kleine beeldjes. In 1555 kwamen zij te Antwerpen in het Schildersgilde. Frans stierf
in vroegen leeftijd. Zijn broeder heeft vele kunstige werken van historiëlen aard ver-
vaardigd; ook vel eens potsige voorstellingen, daar hij een geestig man en van korts-
wijlige geaardheid was. Onder anderen schilderde hij eens eene hel, waarin hij zich
zelven voorgesteld had, als met een’ zijner bekenden op het tiktakbord spelende. Het
schijnt bij hem krap omgekomen te zijn; althans hij kon geen vermogen nalaten. Dit
deed hem bij het naderen van zijn einde zeggen, dat hij zijne kinderen de geheele
wereld met al haren overvloed naliet, en dat zij dus maar handen uit de mouw
moesten steken om hun onderhoud te winnen. Hij stierf volgens sommigen in 1598,
volgens anderen in 1601, hoog bejaard zijnde.
MOSTERT (Jan) werd in het jaar 1474 te Haarlem uit een aanzienlijk geslacht
geboren, en is ook daar ter stede in ruim tachtig jarigen ouderdom overleden. Onder
de leiding van Jacob van Haarlem, en verder naar de natuur, zich in de teeken- en
schilderkunst geoefend hebbende, en een zeer bedreven meester in het portretschilderen
geworden zijnde, werd hij tot edelman en hofschilder benoemd van de Landvoogdes
Margaretha. Overvloed van werk voor den hoogen adel stroomde hem toe, daar hij
gelukkig in het tresfen der gelijkenissen was en een vleijend penseel had. Doch zijn
geest wist ook eene hoogere vlugt te nemen, daar hij menigmaal proef van ongemeene
verdienste gaf in het bewerken van onderwerpen uit de Gewijde Boeken, die ten deele
Bildbeschreibung
Für diese Seite sind hier keine Informationen vorhanden.

Spalte temporär ausblenden
 
Annotationen