Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Loon, Gerard van; Lom, Christiaan van [Bearb.]; Vaillant, Isaac [Bearb.]; Gosse, Pierre [Bearb.]; Alberts, Rutgert Christoffel [Bearb.]; Hondt, Pieter de [Bearb.]
Beschryving Der Nederlandsche Historipenningen: Of beknopt Verhaal van't gene sedert de Overdracht Der Heerschappye Van Keyzer Karel Den Vyfden Op Koning Philips Zynen Zoon, Tot het sluyten van den Uytrechtschen Vreede, In de zeventien Nederlandsche Gewesten is voorgevallen (Eerste Deel) — In S'Graavenhaage: By Christiaan Van Lom, Isaac Vaillant, Pieter Gosse, Rutgert Alberts, en Pieter De Hondt, 1723

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.69611#0034
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
die liet geluk gehad hebben van de weêrgalooze fchikking , onbe-
fchryvelyke orde en konftryke byfieraaden zyner vergaderde Zeehoor-
men, en zeer uytmuntende Penning-Print-en Boekfchat met opmerkin-
ge te befchouwen: onder welke welvoornaamelyk zyne Kaarteboekcn van
Nederland uytmunten , die het zy gedrukt het zy getekend alleen vrymeer
in getal zyn , als de befaamde Blaauw voorheen van de geheele werreld
heeft in’t licht gegeeven. Dit heb ik hier willen aanroeren, eensdeels om
den wel verdienden lof dier gemelde Heeren door ftilzwygen niet te
kort te doen, andersdeels om myne vereyfchte dankbaarheyd by deeze
voorkomende gelegenheyd in de voorrede eens werks tebetuygen, in’t wel-
ke zy zoo door’t verzamelen der Penningen, als het opzigt neemen over
de daarin gebragte konftplaaten , zoo veel part en deel gehad hebben.
Ten befluyte eyndelyk wordt de Leezer gebeeden met deezen mynen
arbeyd zyn gewin te doen, en de ingefloopene feylen (want wat boek,
paard, ja menfch zonder gebreken is totnogtoe van iemand ontdekt
geworden ?) goedgunftig over het hoofd te zien 5 ja, zoo hem de arbeyd
luften mogt, deeze Penninghiftori ten dienfte van ’t gemeen meer en
beter te befchaaven en tot haare volmaaktheyd te brengen. Doch
wat die genen aanbelangt, welke het vermaak mogten willen neemen
van door ydele verwaandheyd, het voedzaame graan daarlaatende ’t
ligte kaf der onüytgewande (1) feylen en moogelyke misvattingen, als
voor hen eenen dierbaaren fchat, uyt deezen aangebooden koornhoop
choofdrt’. te vergaderen, op hoope van by den gemeenen man, als groote gaau-
pag. 691. w jardts, wegens hunnen verfpilden arbeyd eenen zonderlingen loon te zul-
len bejaagen: den zulken vergun ik, als kooplieden zulker waare waardig,
hunne gedaane verzameling ter markt te brengen en, zy ’t mogelyk, te
verkoopen, opdat de bedongen prys van het geringe verkochte kaf hen
tot eenige belooninge van hunnen nog geringeren arbeyd mooge ver-
ftrekken. Dewyl ze zich wel verzekeren konnen, dat ik geenszins van
meening ben’t voorbeeld van zekeren reyziger naa te volgen, die in de
heete Hooimaand op den weg zichgequeld en getergd achtende door het
(z)Traj getier der langs den weg krytende Ipringhaanen (2) daarover van zyn
KundfJh. paard klom, en zijne reys, met dit ongedierte te willen doodflaan, ver-
nas. Ldeel. lettede. Integendeel zoo moogen die bedillers en Keurmeefters vaften ftaat
C.hoofdft. ° °
pag. 694. maaken ? dat ik met een goed paar onverfchillige ooren den doofaardt Ipec-
lende mijne reys, in ’t afleveren der twee volgende deelen, zal voortzetten,
en hen, zonder ’t ray aan te trekken, met veel vermaaks en geringe verhin-
deringe als redenlooze Ipringhaanen zich laaten te berften kryfchen.

(i)Traj.
Bokkal.
Kundfch.

DOC
 
Annotationen