DER NEDERLANDSCHE
D E NKMUNTEN,
DOOR DEN HEER EN M*
?At zon verdryft de fchemeringen
§ Van Neêrlants blozend aengezicht?
’ Hier koomt een eeuwigh Werk in ’t licht.
O vaderlantfche vreemdelingen,
Treet toe, en leert uit gulde blaên
Uw eige zaeken nu verftaen.
O Delf, dit ’s weer een letterparel
Aen uw gewyde glorikroon.
Vlecht lauwerkranfen voor Van Loon,
Wiens veder met den vyfden Karei
Haer werk ontgint, en fpoeit met luft,
Tot dat ze in Uitrechts Vrede ruft.
Wat wert de hulk der Nederlanden
Gefchokt van baren, flagh op flagh?
Gefolt van buien, dagh op dagh!
Hoe dikwyls was ze in noodt van ftranden
En blyven , daer het ftormgewelt
De maften knakt, en ’t roer ontfteltj
Bedriegelyke tuimelgronden,
Wy zagen op uw bruizend ruim
Charibdis draeiend pekelfchuim,
En Scillaes groene waterhonden,
*♦♦*****2 T er-
D E NKMUNTEN,
DOOR DEN HEER EN M*
?At zon verdryft de fchemeringen
§ Van Neêrlants blozend aengezicht?
’ Hier koomt een eeuwigh Werk in ’t licht.
O vaderlantfche vreemdelingen,
Treet toe, en leert uit gulde blaên
Uw eige zaeken nu verftaen.
O Delf, dit ’s weer een letterparel
Aen uw gewyde glorikroon.
Vlecht lauwerkranfen voor Van Loon,
Wiens veder met den vyfden Karei
Haer werk ontgint, en fpoeit met luft,
Tot dat ze in Uitrechts Vrede ruft.
Wat wert de hulk der Nederlanden
Gefchokt van baren, flagh op flagh?
Gefolt van buien, dagh op dagh!
Hoe dikwyls was ze in noodt van ftranden
En blyven , daer het ftormgewelt
De maften knakt, en ’t roer ontfteltj
Bedriegelyke tuimelgronden,
Wy zagen op uw bruizend ruim
Charibdis draeiend pekelfchuim,
En Scillaes groene waterhonden,
*♦♦*****2 T er-