DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#1045
Jo\ef van Bredael io33
echter terug naar Oostenrijk, in welks Hofstad hij als jong-
man stierf op het einde van 1735. Den 411 Januari van het
volgende jaar teekende zijn broeder, Jozef van Bredael, te
Antwerpen, eene volmacht voor Frans Stampart, schilder des
Keizers te Weenen, om aldaar, namens hem, bezit te nemen
van het stermuis zijns broeders, den schilder Jan Peter van
Bredael.
De hier genoemde Jozef van Bredael, die op 14 Augustus
1688 het levenslicht ontving, verbond zich reeds op 27 Juli
1706 aan den Antwerpschen kunsthandelaar Jacob de Witte,
om gedurende vier jaren tafereeltjes te kopiëeren naar den
Fluweelen Breughel, Philips Wouwerman en andere meesters.
Het eerste jaar zou hij voor elke kopij 6 gulden, het tweede
8 gulden, en het derde en vierde 10 gulden en daarbij telkens
eenen schelling drinkgeld ontvangen. Na het volbrengen der
verbintenis kreeg hij ook als belooning eenen nieuwen
blauwlakenen mantel. Jozef van Bredael bleef jaren lang in
dienst van den kunstschacheraar de Witte. Eerst nadat hij in
1736 van zijnen te Weenen gestorven broeder geërfd had,
begaf hij zich naar Parijs, waar hij schilder werd van den
Hertog van Orleans, die hem eene levenslange jaarwedde
verleende. Onze meester werd als lid der Parijsche Academie
aanvaard en leverde tafereelen als : d e Rui te rsle ge rp laats,
welke in den Louvre hangt, en het Dorpsgezicht aan
den Boord eener Rivier, met schuiten en schippers,
strandbewoners, wagens en paarden, geteekend : I. Breda, F.,
dat in het Amsterdamsche museum prijkt. Jozef van Bredael
bewoonde te Parijs, als jongman, eene kamer op de Quai de
la Menagerie. Daar overleed hij in het begin van 1739;
want het bericht zijner dood kwam den i5n April van dit
jaar te Antwerpen.
echter terug naar Oostenrijk, in welks Hofstad hij als jong-
man stierf op het einde van 1735. Den 411 Januari van het
volgende jaar teekende zijn broeder, Jozef van Bredael, te
Antwerpen, eene volmacht voor Frans Stampart, schilder des
Keizers te Weenen, om aldaar, namens hem, bezit te nemen
van het stermuis zijns broeders, den schilder Jan Peter van
Bredael.
De hier genoemde Jozef van Bredael, die op 14 Augustus
1688 het levenslicht ontving, verbond zich reeds op 27 Juli
1706 aan den Antwerpschen kunsthandelaar Jacob de Witte,
om gedurende vier jaren tafereeltjes te kopiëeren naar den
Fluweelen Breughel, Philips Wouwerman en andere meesters.
Het eerste jaar zou hij voor elke kopij 6 gulden, het tweede
8 gulden, en het derde en vierde 10 gulden en daarbij telkens
eenen schelling drinkgeld ontvangen. Na het volbrengen der
verbintenis kreeg hij ook als belooning eenen nieuwen
blauwlakenen mantel. Jozef van Bredael bleef jaren lang in
dienst van den kunstschacheraar de Witte. Eerst nadat hij in
1736 van zijnen te Weenen gestorven broeder geërfd had,
begaf hij zich naar Parijs, waar hij schilder werd van den
Hertog van Orleans, die hem eene levenslange jaarwedde
verleende. Onze meester werd als lid der Parijsche Academie
aanvaard en leverde tafereelen als : d e Rui te rsle ge rp laats,
welke in den Louvre hangt, en het Dorpsgezicht aan
den Boord eener Rivier, met schuiten en schippers,
strandbewoners, wagens en paarden, geteekend : I. Breda, F.,
dat in het Amsterdamsche museum prijkt. Jozef van Bredael
bewoonde te Parijs, als jongman, eene kamer op de Quai de
la Menagerie. Daar overleed hij in het begin van 1739;
want het bericht zijner dood kwam den i5n April van dit
jaar te Antwerpen.