NEDERLANDSCH MUSEUM YAN GESCHIEDENIS EN KUNST.
In den toestand van liet gebouw kwam geene verandering. Zoo niet
de verplaatsing van het Museum naar Amsterdam ophanden ware,
zoo zoude ik trachten den eigenaar van het gebouw te bewegen tot
eene geheele vernieuwing van het dak. Bij elke regenbui van eenig
belang toch volgen lekkages , dikwijls ten nadeele van de op den zolder
geborgen voorwerpen.
De verzameling heeft geene verliezen of noemenswaardige beschadi-
ging geleden. Restauraties hebben evenmin plaats gehad. Alleen is de
restauratie van de in het vorige jaar verdoekte schilderij van de Gheyn
» het in den strijd bij Nieuwpoort buitgemaakte paard van den Aarts-
hertog ” door mij zelf ondernomen en grootendeels reeds volvoerd, ter
besparing van de belangrijke daarvoor geëischte som.
De noodzakelijkheid, om de voorwerpen minstens éénmaal ’sjaars
aan een buitengewoon onderzoek en schoonmaak te onderwerpen, was
oorzaak, dat het Museum van 14 tot 20 Januarij voor het publiek
gesloten werd. Die tijd werd voornamelijk besteed aan de wapenen en
het verdere ijzerwerk , dat steeds groote zorg vereischt.
De groepen in nationale kleederdragten , waarin zich reeds bij hare
aankomst de sporen van mot vertoonden , werden, niettegenstaande
alle middelen daartegen waren aangewend, meer en meer door het
gevreesde insect aangetast.
Daar de geraamten, van zeer primitieve constructie, niet toelieten ,
dat de kleederen uit- en aangetrokken werden en de mot ook onder
de kleederen huisde, besloot ik, met goedkeuring Uwer Excellentie,
tot eene geheele ontkleeding er van over te gaan en het stroo , de
watten enz. waarmede aan die geraamten een menschelijk figuur was
gegeven , te verwijderen. De kleederen , waarvan slechts enkele geheel
onbruikbaar zijn geworden , liggen thans goed bewaard en gezuiverd
opgeborgen , tot dat de geraamten in het nieuwe Museum te Am-
sterdam op nieuw aaugevuld en aangekleed kunnen worden en als
herboren zullen herrijzen.
Ofschoon het voorzeker een verblijdend verschijnsel te noemen is
In den toestand van liet gebouw kwam geene verandering. Zoo niet
de verplaatsing van het Museum naar Amsterdam ophanden ware,
zoo zoude ik trachten den eigenaar van het gebouw te bewegen tot
eene geheele vernieuwing van het dak. Bij elke regenbui van eenig
belang toch volgen lekkages , dikwijls ten nadeele van de op den zolder
geborgen voorwerpen.
De verzameling heeft geene verliezen of noemenswaardige beschadi-
ging geleden. Restauraties hebben evenmin plaats gehad. Alleen is de
restauratie van de in het vorige jaar verdoekte schilderij van de Gheyn
» het in den strijd bij Nieuwpoort buitgemaakte paard van den Aarts-
hertog ” door mij zelf ondernomen en grootendeels reeds volvoerd, ter
besparing van de belangrijke daarvoor geëischte som.
De noodzakelijkheid, om de voorwerpen minstens éénmaal ’sjaars
aan een buitengewoon onderzoek en schoonmaak te onderwerpen, was
oorzaak, dat het Museum van 14 tot 20 Januarij voor het publiek
gesloten werd. Die tijd werd voornamelijk besteed aan de wapenen en
het verdere ijzerwerk , dat steeds groote zorg vereischt.
De groepen in nationale kleederdragten , waarin zich reeds bij hare
aankomst de sporen van mot vertoonden , werden, niettegenstaande
alle middelen daartegen waren aangewend, meer en meer door het
gevreesde insect aangetast.
Daar de geraamten, van zeer primitieve constructie, niet toelieten ,
dat de kleederen uit- en aangetrokken werden en de mot ook onder
de kleederen huisde, besloot ik, met goedkeuring Uwer Excellentie,
tot eene geheele ontkleeding er van over te gaan en het stroo , de
watten enz. waarmede aan die geraamten een menschelijk figuur was
gegeven , te verwijderen. De kleederen , waarvan slechts enkele geheel
onbruikbaar zijn geworden , liggen thans goed bewaard en gezuiverd
opgeborgen , tot dat de geraamten in het nieuwe Museum te Am-
sterdam op nieuw aaugevuld en aangekleed kunnen worden en als
herboren zullen herrijzen.
Ofschoon het voorzeker een verblijdend verschijnsel te noemen is