Verslagen der rijksverzamelingen van geschiedenis en kunst (4.1881)

RIJKSMUSEÜM VAN OUDHEDEN TE LEIDEN.

a. Personeel.

Hierin is sedert het laatstvoorgaande verslag1 geene verandering ge-
komen. De min juiste benaming van custoden, als ambtstitel toege-
keud aan de twee bedienden die met het toezigt belast zijn gedurende
de uren van algemeene, vrije bezigtiging, gaf, met uitzondering van
eene kortstondige moeijelijkheid, wier gevolgen echter tijdig gestuit
werden, geene redenen tot bezwaar. Van lieverlede worden die bedien-
den tot de ervaring geleid, dat hunne verpligtingen, bemoeijingen en
regten van geheel anderen aard waren dan die van den custos , en de
botsingen, die niet zonder reden gevreesd werden, bleven achterwege,
of werden onmiddellijk opgeheven. Voor den bediende, of wil men (hulp)
custos , met het toezigt in de drie zalen met de afgietsels der Olym-
pische beeldhouwwerken in het kantongeregtsgebouw belast, ging het
waarnemen dier verpligting met minder bezwaren gepaard dan voor
zijnen ambtgenoot in het Museum zelf, die, daar de custos zich steeds
aan den ingang van het gebouw moet bevinden, alleen op vier ver-
schillende verdiepingen, veertien verschillende en daaronder eene van
de overige vrij ver verwijderde, zalen moet bewaken.

Op dagen, waarop een groote toevloed van bezoekers wordt ver-
wacht, is dan ook versterking van toeziend personeel onmisbaar of
moet de toelating van bezoekers beperkt worden.

Ik behoef er niet op te wijzen dat, ten gevolge van het onvoldoende
toezigt, de bezigtiging van het Museum niet die goede vruchten kan
dragen, die daarvan anders verwacht konden worden. Eene geregelde,
stelselmatige volgorde kan bij het bezoek niet in het oog worden ge-
houden. Melden nieuwe bezoekers zich aan, dan moeten zij zich veelal
aansluiten bij hen die zich reeds vroeger hadden aangemeld, om nader-
hand de wandeling voort te zetten door de zalen, die zij het eerst
hadden moeten binnentreden; zoo ontgaat hun de geregelde over-
gang van de eene afdeeling tot de andere.