Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Hofstede de Groot, Cornelius Philipp: De nieuwe catalogus van het Mauritshuis: Kritiek, zelfkritiek en aanvullingen$nElektronische Ressource
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0095

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
gelegenheid van zijn ondertrouw in 1628 gesmokkeld heeft. Al is de aftreksom in den
catalogus wat overdreven onjuist, men zal toch óf aan zijn opgegeven leeftijd minstens
tien jaar moeten toevoegen, óf aannemen, dat er een andere schilder van denzelfden naam
heeft bestaan, óf veronderstellen, dat de schilder zich vergist heeft en 1630 in plaats van
1603 heeft willen schrijven. Al zijne overige schilderijen zijn uit de jaren na 1630 gedateerd
of blijkens de drachten omstreeks dien tijd, in ieder geval na 1620, geschilderd. De drachten
op ons stuk leveren geen bezwaar tegen deze veronderstelling en de stijl van schilderen
in bescheiden tinten zonder sterke plaatselijke kleuren pleit er zelfs zeer voor.

Verstralens werk is allengs vrij sterk aangegroeid. Behalve de reeds in den catalogus
vermelde stukken te Quimper, Christiania en Riga en in eenige veilingen ken ik er nog
in de musea te Aken (als Averkamp), te Angers, te Hamburg, te Hannover, te Heidelberg,
in de verzamelingen Peltzer te Keulen, Porges te Parijs, Delaroff te St. Petersburg, Herwig
te Frankfurt, Reedt Thottz te Gaunö en Geuljans te Maastricht (± 1895). Voorts in
verschillende veilingen der laatste jaren (Joh. Noll te Frankfurt 1912, Aug. Coster te
Brussel 1907, Jos. Monchen te Amsterdam 1907, Mrs. Caleb Rosé te London 1908). In 1902
was er een belangrijk stuk bij den kunsthandelaar Goudstikker te Amsterdam, in 1912 een
gemerkt stuk bij G. Neumans te Parijs. Natuurlijk zullen van de schilderijen, die in den
kunsthandel en in veilingen voorkwamen, wel enkele met elkaar vei eenzelvigd kunnen worden.

Philips Wouwermans. Onder zijne leermeesters behoort nog Evert Decker te Hamburg,
onder zijne leerlingen Hendrik de Fromantiou, zijn schoonzoon, te worden geteld, hoewel
deze later een geheel andere richting is uitgegaan als zijn schoonvader.

Eer wij tot de aanvullingen op de schilderijen en de daarbij behoorende aanteekeningen
overgaan, de volgende opmerking: Men zou kunnen vragen, of al het in ’t bovenstaande
medegedeelde eigenlijk wel de moeite waard is er zooveel tijd en moeite aan te besteden ?
Bij een onverschilligen catalogus van een onverschillig museum wellicht niet, maar de
catalogus van het Mauritshuis bekleedt ten aanzien der levensschetsen der Hollandsche
schilders een geheel bijzondere plaats. Daarin is in den eersten druk en blijkens de voorrede
ook in den tweeden een. groot aantal onuitgegeven gegevens verwerkt, die door Bredius
in den loop der jaren bijeen zijn verzameld. Zoodoende zijn deze levensschetsen de
vraagbaak voor binnen- en buitenland geworden. De daarin medegedeelde jaartallen en
feiten gaan de geheele literatuur over hollandsche kunst door en vormen als het ware
standaardgegevens voor de beoefening onzer kunstgeschiedenis. Deze vraagbaak kan dus
niet betrouwbaar genoeg zijn. Iedere aanvulling of verbetering voorkomt wellicht eene
twintigvoudige verbreiding van onjuistheden.

3°. OPMERKINGEN OVER DE SCHILDERIJEN EN DE DAARAAN
TOEGEVOEGDE AANTEEKENINGEN.

No. 177. Gerard ter Borch. Zelfportret. Eene zeer goede, eigenhandige herhaling
van het hoofd is in mijn Catalogue raisonné onder No. 206 beschreven en als titelprent
afgebeeld als zijnde in het bezit van den Heer Fritz Harck te Seuslitz. Sedert dien is dit

82
 
Annotationen