Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI issue:
Inhoudsopgave
DOI article:
Martin, Wilhelm: Over museumscatalogi
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0271

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
IV. Oude kopiën (blz. 148).

Een catalogue raisonné, een beredeneerde lijst eener verzameling behoort alles te
vermelden, wat ten aanzien der daarin beschreven kunstwerken van belang kan worden
geacht. Dit is haar kenmerkend verschil van eene Notitie of sobere optelling. Tot dit
belang behoort stellig ook de graad van waardeering, die een schilderij in den loop der
tijden genoten heeft en nog geniet. Deze blijkt uit vermeldingen in de literatuur en uit
de er naar vervaardigde kopiën, vooral van artistieken aard. Het kan dus zeer zeker
voor de gebruikers van den catalogus van belang zijn te achten, dat een schilderij door
een groot meester zooals Jacob Maris is gecopieerd. Er bestaan echter ook nog andere
kopiën, wier vermelding de moeite waard kan zijn, n.1. die, welke uit een oogpunt van
bedrog zijn vervaardigd, of althans in den handel zijn gebracht. In zulke gevallen doet
de samensteller van een catalogus zijn lezers een dienst, door hen te waarschuwen en in
te lichten: verwar een tweede exemplaar daar en daar, dat voor echt wordt uitgegeven
niet met het onze, alleen echte. Dit geldt in nog sterkere mate in de gevallen, waarin
de kopie zelfs een tijd lang voor eene eigenhandige herhaling werd gehouden, zooals
met den J. v. d. Heyde het geval was, toen deze nog aan wijlen G. Salting behoorde
(zie Bekn. Catalogus 1891, Nr. 119) en in werken als de catalogi van Sedelmeyer en
het prachtwerk over de Parijsche tentoonstelling als een origineel verschijnt. Bovendien
behoort het vermelden van dergelijke kopiën tot het aangenomen stelsel van den catalogus
(zie bijv. bij Houckgeest, de Keyser, Leyster, Lievens). Er is dus reden naar eenvormigheid
en volledigheid te streven. Dat de kopie waarover het hier gaat, aan Dr. Martin onbekend
zou zijn, heb ik noch gedacht, noch beweerd.

V. Eischen te stellen aan catalogi van oude kunst (blz. 148).

Over dit punt verkondigt Prof. Martin zeer bedenkelijke beschouwingen, die vooral
na hetgeen in de daartoe opzettelijk bijeengeroepen vergaderingen van den Oudheid-
kundigen Bond is vastgesteld, niet onweersproken mogen blijven. Hij wil namelijk de
wetenschappelijke aanteekeningen verminderen ten bate van aesthetische beschouwingen, de
beschrijvingen bekorten, er leven inblazen door aesthetisch karakteriseerende opmerkingen x).
Hij vergeet daarbij één ding: de wetenschappelijke catalogus is niet uitsluitend en zelfs
niet in de eerste plaats een boek voor de tienduizenden bezoekers in het museum. Deze
koopen den beknopten catalogus of den gids en deze laatste mag de subjectieve meeningen
van den directeur bevatten, welke schilderijen en wat in de schilderijen deze persoonlijk
mooi vindt. De uitgave van een dergelijken gids voor den niet-onderlegden, niet-voorbereiden
bezoeker is een hoogst nuttige en dankbare en door de museumsdirecties maar al te vaak
verwaarloosde of aan buitenstaanders (Baedeker bijv.) overgelaten taak. Wil Prof. Martin
de taak op zich nemen, deze tot dusver ook in het Mauritshuis bestaande leemte te vullen,
zoo zal dit door mij met vreugde worden begroet. 1

1) Een afschrikwekkend voorbeeld van aesthetiseerende catalogi is die met de gedichten van
den goeden, ouden Niessen van het Museum te Keulen.

258
 
Annotationen