Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 12.1899

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26592#0015

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
JAN TEN BRINK.

7

doorliep, waren reeds de sporen aanwezig van een litte-
rarischen, eerder dan van een theologischen aanleg. Doch
aan onbemiddelde ouders, die hunnen zonen een acade-
mische opleiding wenschten te geven, stond in dien tijd
geen ander middel ten dienste dan de Sancta Theologia.
Doch Jan bezat geen theologisch temperament. In zijn
derde lustrum stond de zon der litteraire propheten
reeds hoog aan zijnen levenshemel. Het was Dickens,
wiens werken door den jonkman werden verslonden, het
waren Eug. Sue en Dumas, die de werkzame fantazie
van den knaap prikkelden en langs nieuwe gevoelswegen
zijn hart roerden. De drang tot litteraire productie ont-
staat, en vindt een uitweg. Schoolschriften worden gevuld
met romantische verhalen en lofzangen op de cosmo-
politische groote wereld, waarin Jan zijn afkeer uit tegen
het alleen door veemarkten befaamde Appingadam.

Doch het bescheiden stedeke bood hem eenmaal
’s jaars het genot een gezelschap tooneelspelers te be-
wonderen. Deze herinneringen zijn beschreven in den
roman Het verloren Kind. Jan heeft zelfs in dat
levenstijdperk eraan gedacht acteur te worden.

Doch ook deze romantische nevel verdampte door
de kracht der werkelijkheid, die de zon der Utrechtsche
hoogeschool over den 19 jarigen jonkman deed opgaan.

Rond dezen tijd bezocht hij Amsterdam. Over-
weldigend was de indruk van de

« weergalooze Vaderstad,
die prinselijke poorters had! »

Met een schat idealen in zijn onstuimig hart toog
hij naar Utrecht. Het onvolprezen studentenleven wachtte
hem. Maar hij behoorde niet te vergeten, dat hij was
“-een arm student, die op anderer kosten in de theologie
tudeerde...

« Obscuur » leven, was zijne toekomst. Doch ook
 
Annotationen