VERSTROOIDE PERELS.
53
jverelt- schreef in 1644, in 1658 Rosalia, opzettelijk
gemaakt voor de sodaliteit der jongelingen, en stierf
in 1674.
Huybrechts werkte van 1656 tot 1687. Dus kon hij
18 jaar met P. Poirters werken.
Ik heb volle vertrouwen dat dat de nauwkeurige opzoe-
kingen dte de E. P. Droeshout thans doet, om de volledige
geschiedenis op te maken der Sociëteit Jesu, te Antwer-
pen, ons weldra met zekerheid de betrekkingen zullen
doen kennen, die ik vermoed tusschen Poirters, Huybrechts
en de sodaliteit der Christelijke Leering bestaan te heb-
ben.
Het werk der Christelijke Leering bestaat nog te
Antwerpen, en over weinige jaren deelde het nog suffra-
giën aan zijne leden uit. Deze, in 1836 gedrukt door
J. van Merlen, Korte Nieuwstraat, droegen nog de koper-
sneden van Huberti boven op het blad geprent; de verzen
hebben met den gedrukten tekst niets gemeens.
Ik. vermoed dat die plaatjes, voor de santjes der
kinderen gemaakt, na de afschaffing der Jezuïeten, in
t bezit van het werk der Christelijke Leering gebleven
zijn, en later, nadat de plaatjes uit den smaak der kinde-
ren waren geraakt, op de suffragiën te pas gebracht.
Stellig zijn deze bewijzen niet, ik beken het gewillig.
Doch indien iemand mijne gissingen wilde tegenspreken,
zou ik hem vragen : wie anders dan Poirters, in de
tweede helft der XVIIe eeuw, te Antwerpen bekwaam was
om de lieve verzen der Verstrooide perels te dichten?
In afwachting houd ik het voor hoogst waarschijnlijk
dat pater Adriaan Poirters de dichter is, dien wij zoeken,
hetzij hij alleen of met de medehulp zijner kloostergenooten
de santjes dichtte.
We weten dat Poirters, naar ’t voorbeeld van
Rubens, somtijds het mindere werk door anderen, onder
53
jverelt- schreef in 1644, in 1658 Rosalia, opzettelijk
gemaakt voor de sodaliteit der jongelingen, en stierf
in 1674.
Huybrechts werkte van 1656 tot 1687. Dus kon hij
18 jaar met P. Poirters werken.
Ik heb volle vertrouwen dat dat de nauwkeurige opzoe-
kingen dte de E. P. Droeshout thans doet, om de volledige
geschiedenis op te maken der Sociëteit Jesu, te Antwer-
pen, ons weldra met zekerheid de betrekkingen zullen
doen kennen, die ik vermoed tusschen Poirters, Huybrechts
en de sodaliteit der Christelijke Leering bestaan te heb-
ben.
Het werk der Christelijke Leering bestaat nog te
Antwerpen, en over weinige jaren deelde het nog suffra-
giën aan zijne leden uit. Deze, in 1836 gedrukt door
J. van Merlen, Korte Nieuwstraat, droegen nog de koper-
sneden van Huberti boven op het blad geprent; de verzen
hebben met den gedrukten tekst niets gemeens.
Ik. vermoed dat die plaatjes, voor de santjes der
kinderen gemaakt, na de afschaffing der Jezuïeten, in
t bezit van het werk der Christelijke Leering gebleven
zijn, en later, nadat de plaatjes uit den smaak der kinde-
ren waren geraakt, op de suffragiën te pas gebracht.
Stellig zijn deze bewijzen niet, ik beken het gewillig.
Doch indien iemand mijne gissingen wilde tegenspreken,
zou ik hem vragen : wie anders dan Poirters, in de
tweede helft der XVIIe eeuw, te Antwerpen bekwaam was
om de lieve verzen der Verstrooide perels te dichten?
In afwachting houd ik het voor hoogst waarschijnlijk
dat pater Adriaan Poirters de dichter is, dien wij zoeken,
hetzij hij alleen of met de medehulp zijner kloostergenooten
de santjes dichtte.
We weten dat Poirters, naar ’t voorbeeld van
Rubens, somtijds het mindere werk door anderen, onder