Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 12.1899

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26592#0130

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
I iS

HET GANSJE VAN WINKELSBÜHL.

Een uur later zag hij het. De « Zwarte Adelaar »
stond in de nauwste, bochtigste straat van Winkelsbühl,
in de nabijheid der groote kerk. Toen Dr. Merzbach
op straat trad luidden de klokken. Het was Zondag.
Peinzend deed Dr. Merzbach een paar schreden naar
den eersten hoek. Onophoudelijk gonsde hem een woord
in de ooien : « Schandalig! Schandalig! Schandalig! »
En de klokken bromden het met diepe bastonen na.

Eensklaps mengde een schel, doordringend stemmetje
zich in het concert : « klingling! klingling ! » Vervolgens
een min of meer angstige uitroep : « Pas op! » Daarna
een kreet. —

Dokter Merzbach kreeg opnieuw een stoot van
achteren en in het volgende oogenblik kletterde en plofte
iets op het morsige plaveisel neer.

Daar zag hij nu de schandalige vélocipede. Zij lag
vlak voor hem en er boven op lag de dame met den
gespleten rok, de Turksche, Till von Warnsdorf.

Als onwillekeurig stak zij hem de hand toe, om
haar te helpen.

Maar hij stotterde iets in zich zelf, rende voort
en liet haar liggen.

Vier weken lang ging dokter Merzbach niet uit.
Het was juist vacantie. Hij schaamde zich, dat hij was
weggeloopen. En ook peinsde hij er over of het mogelijk
was, tegelijkertijd te koken, kousen te breien, knoopen
aan te naaien, kinderen op te voeden, en — te fietsen.
Zijn eten werd hem door den waard van den « Zwarten
Adelaar » aan huis bezorgd. Maar op zekeren dag had
die het vergeten. Dokter Merzbach moest nu natuurlijk uit.
De eerste persoon dien hij tegenkwam was even natuurlijk
 
Annotationen