HUWELIJKSPLECHTIGHEDEN.
233
toegekend, niet zoo aanzienlijk is, als men wel zoude
mogen verwachten, in die eeuwen dat toch de Kerk,
niet alleen door hare uiterlijke inrichting, maar ook
door het geloof in hare dogmata, reeds op den geest
van de volkeren zoowel als der enkelingen een onbe-
twistbaar gezag had verkregen.
Dit komt wellicht voort uit de wijze zelve waarop
de Küdrunsage tot stand is gekomen. Deze inderdaad —
ik meen toch ten opzichte der wetenschap niet te zeer
verouderd te zijn, wanneer ik dit beweer, — deze, zeg
ik, zoo ze niet rechtstreeks haar bestaan te danken heeft
aan het samenvoegen en aaneenrijgen van bestaande
volkssagen, vindt toch in deze hare grondstoffen ; ’t is
te zeggen dat de dichter of de dichters der sage, in deze
over eeuwen gezongene liederen, de thema’s, de feiten,
de handelingen en de personen hebben gevonden, waaruit
zij de Gudrunsage hebben gedicht- Deze liederen beston-
den wellicht reeds van naar dien tijd dat de christene
beschaving nog niet tot dien trap was geklommen dat
zij eenigen diepen indruk hadde kunnen laten op de
zeden van het volk. Dezen geest hebben die volkslie-
deren in hunne bewerkingen en herwerkingen later
behouden ; en daarom is het dat het godsdienstig karak-
ter van het huwelijk in de Küdrunsage niet uitschijnt.
Eene tweede bemerking : de Küdrunsage speelt
tusschen koningen en koninginnen, helden en heldinnen,
krijgsoversten en dienstlieden, allen van vorstelijken
bloede; het volk komt er slechts in massa in voor :
als toeschouwers bij huwelijken, als krijgslieden in de
talrijke strijden.
Van huwelijksgebruiken bij het volk der middel-
eeuwen kan dus wel geene spraak zijn, en daardoor
verliezen voorzeker de inlichtingen die men hier kan
opdoen, veel van hunne waarde ten opzichte der Folk-
lorestudie.
233
toegekend, niet zoo aanzienlijk is, als men wel zoude
mogen verwachten, in die eeuwen dat toch de Kerk,
niet alleen door hare uiterlijke inrichting, maar ook
door het geloof in hare dogmata, reeds op den geest
van de volkeren zoowel als der enkelingen een onbe-
twistbaar gezag had verkregen.
Dit komt wellicht voort uit de wijze zelve waarop
de Küdrunsage tot stand is gekomen. Deze inderdaad —
ik meen toch ten opzichte der wetenschap niet te zeer
verouderd te zijn, wanneer ik dit beweer, — deze, zeg
ik, zoo ze niet rechtstreeks haar bestaan te danken heeft
aan het samenvoegen en aaneenrijgen van bestaande
volkssagen, vindt toch in deze hare grondstoffen ; ’t is
te zeggen dat de dichter of de dichters der sage, in deze
over eeuwen gezongene liederen, de thema’s, de feiten,
de handelingen en de personen hebben gevonden, waaruit
zij de Gudrunsage hebben gedicht- Deze liederen beston-
den wellicht reeds van naar dien tijd dat de christene
beschaving nog niet tot dien trap was geklommen dat
zij eenigen diepen indruk hadde kunnen laten op de
zeden van het volk. Dezen geest hebben die volkslie-
deren in hunne bewerkingen en herwerkingen later
behouden ; en daarom is het dat het godsdienstig karak-
ter van het huwelijk in de Küdrunsage niet uitschijnt.
Eene tweede bemerking : de Küdrunsage speelt
tusschen koningen en koninginnen, helden en heldinnen,
krijgsoversten en dienstlieden, allen van vorstelijken
bloede; het volk komt er slechts in massa in voor :
als toeschouwers bij huwelijken, als krijgslieden in de
talrijke strijden.
Van huwelijksgebruiken bij het volk der middel-
eeuwen kan dus wel geene spraak zijn, en daardoor
verliezen voorzeker de inlichtingen die men hier kan
opdoen, veel van hunne waarde ten opzichte der Folk-
lorestudie.