Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 12.1899

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26592#0203

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
igo

GEORGES RODENBACH.

En in Le Carillonneur, opkomende tegen het
gedacht Brugge wederom met de zee te verbinden,
besluit hij : « On y arriverait quelques jours de 1’an,
mais de partout alors, des bouts de 1’univers, comme
a un tombeau sacré, le tombeau de 1’art; et elle serait
la Reine de la mort; tandis que, dans ses projets de
commerce, elle s’avilit et ne sera bientöt plus que la
Defrcquée de la Douleur ».

Het Brugge van Rodenbach is niet het ware
Brugge, zijne Bruggelingen zijn niet de Bruggelingen.

Rodenbach, zoo beweren zijne bewonderaars,
heeft eene ideale stad willen voorstellen; met eenige
elementen te Brug'ge aangetroffen heeft hij in zijne
verbeelding zijn Brugge gebouwd, dat is even de
kunst.

Wij zullen dit maar niet verder bespreken en
enkel aanmerken dat de Bruggelingen die hunne
moederstad kennen en liefhebben, en de Vlamingen
die hun volk beminnen geheel weinig met Roden-
bach’s voorstelling gediend zijn.

Rodenbach, zegt men nog, was een katholieke
dichter.

Hier ook valt veel op af te dingen.

Zekerlijk is zijn laatste bundel, verzen ; Le Miroir
du Ciel nat al, het beste wat hij in dit opzicht schreef.

Zijne narede begint hij :

« Seigneur! en un joirr grave, il m’en souvient, Seigneur!

Seigneur, j’ai fait le vceu d’une oeuvre en votre honneur. »

En waarlijk daar komen treffende verzen in voor.
Zoo in het stuk Les jets d'eau :

« Ali! 1’effort douloureux, toujours inachevé !

li est debout, encore qu’il chancelle et qu’il tremble;

II est celui qui tombe après s’être élevé;
 
Annotationen