DE DUIDELIJKHEID IN DE KUNST.
213
Bilderdijk herhaalde zijne woedende kreten tegen
de verbastering in 1827 :
... Steeds gewoon in ’t Fransch gareel te hollen,
Deed Neerland nuchtren mêe in ’t dronken zuizebollen,
Tot heel de helmacht saam kwam hupplen in dien dans,
En ’t beter volk geheel verduiveld werd, ja Fransch. (i)
Met Bilderdijk was de nieuwe geest ontwaakt.
Hij voorspelde uit de inwerking van het Nederland-
sche zuiden op het noorden nieuw leven voor de
taal.
In zijne spraakleer (bl. 40) verdedigde hij de
westvlaamsche uitspraak en laakte de overheersching
van de hollandsche gewesttaak die toch onlangs de
grondslag is geworden der zoogenaamde « verkorte
spelling ».
In ’t zelfde jaar wijdde hij aan de Maatschappij
van taal- en letterkunde te Brugge een gedicht ter
eere van Maerlant en diens klare dichtkunst; hij
noemde die stad de voedster van Neerlands Poëzij;
Waar hadt ge, o Amstel, toen een stoet van Nachtegalen,
Waar hadt ge_ uw zangers van het bosch,
Als Vlaandren, rijk in bloei, en her op beide talen,
Ons Holland Dichters gaf, van Waalsche kluisters los? (2)
Geen wonder dan ook dat hij zijne spraakleer
vereerde aan dat Genootschap in het land van Maer-
lant, met een gedicht op het thema.
Te spreken is ’t gevoel des boezems uit te storten.
Uit te storten in het dietsch, dat is : in de volks-
taal, in duidelijke taal te bedieden of te beduiden wat
men gevoelt...
(1) De voet in ’t graf, 46.
(2) Oprakeling, 139.
213
Bilderdijk herhaalde zijne woedende kreten tegen
de verbastering in 1827 :
... Steeds gewoon in ’t Fransch gareel te hollen,
Deed Neerland nuchtren mêe in ’t dronken zuizebollen,
Tot heel de helmacht saam kwam hupplen in dien dans,
En ’t beter volk geheel verduiveld werd, ja Fransch. (i)
Met Bilderdijk was de nieuwe geest ontwaakt.
Hij voorspelde uit de inwerking van het Nederland-
sche zuiden op het noorden nieuw leven voor de
taal.
In zijne spraakleer (bl. 40) verdedigde hij de
westvlaamsche uitspraak en laakte de overheersching
van de hollandsche gewesttaak die toch onlangs de
grondslag is geworden der zoogenaamde « verkorte
spelling ».
In ’t zelfde jaar wijdde hij aan de Maatschappij
van taal- en letterkunde te Brugge een gedicht ter
eere van Maerlant en diens klare dichtkunst; hij
noemde die stad de voedster van Neerlands Poëzij;
Waar hadt ge, o Amstel, toen een stoet van Nachtegalen,
Waar hadt ge_ uw zangers van het bosch,
Als Vlaandren, rijk in bloei, en her op beide talen,
Ons Holland Dichters gaf, van Waalsche kluisters los? (2)
Geen wonder dan ook dat hij zijne spraakleer
vereerde aan dat Genootschap in het land van Maer-
lant, met een gedicht op het thema.
Te spreken is ’t gevoel des boezems uit te storten.
Uit te storten in het dietsch, dat is : in de volks-
taal, in duidelijke taal te bedieden of te beduiden wat
men gevoelt...
(1) De voet in ’t graf, 46.
(2) Oprakeling, 139.