Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 12.1899

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26592#0341

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
324 DE VLAMINGEN IN SCHOTLAND.

land uit te wijken op de stappen van hunnen broeder,
den bisschop Bricius. Gelijk wij gezien hebben, be-
kroonde het geluk hunne pogingen : audaces fortuna
juvat.

Leggen wij nu hunne spoedige verheffing tot
den adeldom uit.

In de middeleeuwen kregen in Schotland diegenen
alleen den titel van lairds (heeren, lords), die recht-
streeks van den koning landerijen ontvingen, mits
hem getrouwheid te beloven en hulde en dienst te
bewijzen. De vasillen integendeel die landgoederen
ontvingen van eenen onderdaan des konings, hoe
edel de begiftiger en hoe uitgestrekt de gronden
ook waren,heetten slechts goud-men of in hetengelsch-
deensch gudo-men (i). Zoo kwam het dat, gedurende
meer dan anderhalve eeuw, de oudste tak der Douglas
geenen anderen titel had dan dien van gude-men
of Duglas-Dale, de goede lieden van Duglas-Dale.

Archenbald leefde in 1238 en stierf voor 18 Juli
1240. Door een rijk huwelijk gelukte hij er in, zijne
bezittingen te vergrooten. Hij had twee zonen,
William, den oudsten (kis heir), die gansch het
fortuin erfde, en Andrew, den jongsten.

’t Was wederom de familie van den jongsten,
zonder fortuin achtergelaten, die spoedig in rang en
adeldom klom. Andrew van Douglas is de stichter
der Duglases of Dalkeith, later Earls of Morton,
de graven van Morton (2).

William was echter ook een verdienstelijk en
aanzienlijk man, want hij werd een der leden van
den rijksraad van Schotland, Magnates Scotice.

(1) Sir George Mackenzeê, Science of Heraldy, p. 13 (Edim-
bourg, 1649).

(2) G. Chalmers, C&ledonia, D. 1, bl. 579-81.
 
Annotationen