GOLIATH.
5*9
blikjes, schipbreuk te gaan lijden, te weten : vooreerst,
.zooals gezeid is, gedurende de lange reis van Goliath
door de bergen, waar al de legenden en natuurtafe-
reelen, die de rijke geest en nog rijker verbeelding
des dichters zoo overvloedig oproepen, toch de aan-
dacht van den held aftrekken, en dan meer nog,
wanneer de geschiedenis van Magnus verhaald wordt,
zoo lang en breedvoerig dat men zou wanen dat eene
nieuwe geschiedenis in de eerste wordt ingelascht
zonder daarmede in nauw verband te staan.
De rol van Margit is niet zoo overheerschend.
Haar persoon en hare gaven zijn zoo uiterst kiesch
en zedig beschreven dat dit een wonder verschijnsel
mag heeten te midden der overtollige, vaak ziekelijke
vrouwenbeschrijvingen der hedendaagsche roman-
schrijvers. Alleen hare getrouwheid wordt kloek en
krachtig op den voorgrond gesteld. Men zou meenen
dat deze reine, innemende figuur aan onze verdienste-
lijke dichteres Hilda Ram voor den geest gezweefd
heeft, indien zij haar eerste « Klaverken uit ’s levens
akker » niet vóór de verschijning van * Goliath » geplukt
had. Hier weze enkel de vraag gesteld of het portret
van Tante Rika niet veel gelijkt op de beschrijving
van Margit op bl. 124 van Webers duitschen tekst
en of ook de verzaking van Margit niet veel gelijkenis
heeft met die van Teentje uit de « Vondelinge? ».
Nog een enkel woord over den stijl van dit
gewrocht. Zooals « Dreizehnlinden », is « Goliath » een
meesterstuk van schilderachtige doch snedige, korte
kernachtige zeggingskracht. Weber heeft iets van
Tacitus en van Hooft. Bijna iedere bladzijde zou
dit gezegde kunnen bewijzen. Ik moet mij dus te-
vreden houden met enkele plaatsen, passim genomen,
aan te duiden. Ziehier de beschrijving van Eiwind bl. 7.
5*9
blikjes, schipbreuk te gaan lijden, te weten : vooreerst,
.zooals gezeid is, gedurende de lange reis van Goliath
door de bergen, waar al de legenden en natuurtafe-
reelen, die de rijke geest en nog rijker verbeelding
des dichters zoo overvloedig oproepen, toch de aan-
dacht van den held aftrekken, en dan meer nog,
wanneer de geschiedenis van Magnus verhaald wordt,
zoo lang en breedvoerig dat men zou wanen dat eene
nieuwe geschiedenis in de eerste wordt ingelascht
zonder daarmede in nauw verband te staan.
De rol van Margit is niet zoo overheerschend.
Haar persoon en hare gaven zijn zoo uiterst kiesch
en zedig beschreven dat dit een wonder verschijnsel
mag heeten te midden der overtollige, vaak ziekelijke
vrouwenbeschrijvingen der hedendaagsche roman-
schrijvers. Alleen hare getrouwheid wordt kloek en
krachtig op den voorgrond gesteld. Men zou meenen
dat deze reine, innemende figuur aan onze verdienste-
lijke dichteres Hilda Ram voor den geest gezweefd
heeft, indien zij haar eerste « Klaverken uit ’s levens
akker » niet vóór de verschijning van * Goliath » geplukt
had. Hier weze enkel de vraag gesteld of het portret
van Tante Rika niet veel gelijkt op de beschrijving
van Margit op bl. 124 van Webers duitschen tekst
en of ook de verzaking van Margit niet veel gelijkenis
heeft met die van Teentje uit de « Vondelinge? ».
Nog een enkel woord over den stijl van dit
gewrocht. Zooals « Dreizehnlinden », is « Goliath » een
meesterstuk van schilderachtige doch snedige, korte
kernachtige zeggingskracht. Weber heeft iets van
Tacitus en van Hooft. Bijna iedere bladzijde zou
dit gezegde kunnen bewijzen. Ik moet mij dus te-
vreden houden met enkele plaatsen, passim genomen,
aan te duiden. Ziehier de beschrijving van Eiwind bl. 7.