HUWELIJKSGEBRUIKEN.
533
en daarna onderhandelen de vier ouders over den
bruidschat hunner kinderen; geldelijke bruidgiften
zijn maar bekend bij heele rijke familiën.
De verlovingsfeest wordt gevierd en met veel
brandewijn begoten; en de jongeling heeft zijn lief
gevonden! De trouwdag wordt vastgesteld! Hier
treedt eene andere personage te voorschijn, dien wij
wel zouden mogen den « ceremoniemeester » heeten»
want hij regelt en bestuurt het feest, ’t Is hij die
den bruidegom aanbrengt en buiten nog, aan de
deur, luidkeels roept : « Wij komen, om de jonkvrouw
te halen ». ’t Is hij die ’t eerst wordt binnengelaten;
t is hij die de gasten plaats geeft aan tafel, den
bruidegom op de eerste plaats en hij zelf op de
tweede; ’t is hij die op de gezondheid van den bruide-
gom drinkt en hem in aller naam geluk wenscht’
terwijl hij veel brandewijn inzwelgt.
Na de maaltijd wordt ook de bruid binnen
geleid; zij neemt plaats nevens haren bruidegom. De
« ceremoniemeester » vraagt dan aan beider ouders
hunne kinderen te zegenen; dezen knielen neder
nevens een heiligenbeeld : zoo bezitten zij twee
beelden, het een dat de bruidegom meebracht, het
tweede hier bij de zegening gegeven door de ouders
der bruid. Die heiligenbeelden worden meêgevoerd
ter kerke : iemand, — dien wij in Vlaanderen eenen
getuige of bruidsknecht zouden noemen, — neemt
plaats op den wagen van den bruidegom met het
beeld bij zich; een andere zet zich bij de bruid met
het tweede beeld.
Alvorens de stoet in gang zet, heeft de eerste
ceremoniemeester nog te vertellen aan de paarden
wat zij te verrichten hebben, anders kwam de stoet in
’t ongeluk. — ’t Is het zelfde nog in Vlaanderen met
de paarden die een lijk naar ’t kerkhof moeten voeren
533
en daarna onderhandelen de vier ouders over den
bruidschat hunner kinderen; geldelijke bruidgiften
zijn maar bekend bij heele rijke familiën.
De verlovingsfeest wordt gevierd en met veel
brandewijn begoten; en de jongeling heeft zijn lief
gevonden! De trouwdag wordt vastgesteld! Hier
treedt eene andere personage te voorschijn, dien wij
wel zouden mogen den « ceremoniemeester » heeten»
want hij regelt en bestuurt het feest, ’t Is hij die
den bruidegom aanbrengt en buiten nog, aan de
deur, luidkeels roept : « Wij komen, om de jonkvrouw
te halen ». ’t Is hij die ’t eerst wordt binnengelaten;
t is hij die de gasten plaats geeft aan tafel, den
bruidegom op de eerste plaats en hij zelf op de
tweede; ’t is hij die op de gezondheid van den bruide-
gom drinkt en hem in aller naam geluk wenscht’
terwijl hij veel brandewijn inzwelgt.
Na de maaltijd wordt ook de bruid binnen
geleid; zij neemt plaats nevens haren bruidegom. De
« ceremoniemeester » vraagt dan aan beider ouders
hunne kinderen te zegenen; dezen knielen neder
nevens een heiligenbeeld : zoo bezitten zij twee
beelden, het een dat de bruidegom meebracht, het
tweede hier bij de zegening gegeven door de ouders
der bruid. Die heiligenbeelden worden meêgevoerd
ter kerke : iemand, — dien wij in Vlaanderen eenen
getuige of bruidsknecht zouden noemen, — neemt
plaats op den wagen van den bruidegom met het
beeld bij zich; een andere zet zich bij de bruid met
het tweede beeld.
Alvorens de stoet in gang zet, heeft de eerste
ceremoniemeester nog te vertellen aan de paarden
wat zij te verrichten hebben, anders kwam de stoet in
’t ongeluk. — ’t Is het zelfde nog in Vlaanderen met
de paarden die een lijk naar ’t kerkhof moeten voeren