HET WATER VAN DE JEUGD.
3 93
een groet wisselde, zag Griet niet eens op. En als
H ans ’s avonds in het « Witte Hert » zat en mooie
Liesje hem den wijn bracht, zette hij een gezicht lijk
een kater, wanneer ’t dondert. Eindelijk ging hij niet
meer naar de herberg, maar bleef bij zijn vrouw thuis.
— Dus moest het water natuurlijk zijn tooverkracht
blijven behouden.
Zoo verliep voor ’t jonge paar een jaar van liefde
en gelukzaligheid; toen waren er van twee drie geworden;
in de wieg spartelde een mollige knaap en schreeuwde,
dat de vader innig genoegen had. « Thans, » dacht hij,
« is de tijd gekomen om de flesch te openen. Wat
denkt ge, Griet? Een druppel water van de jeugd zal
u goed doen. »
De vrouw was het met haar man eens, en Hans
ging in de kamer, waar de tooverdrank bewaard werd.
Met handen die van vreugde sidderden maakte hij de
flesch open, en — o vree! — de flesch ontsnapte hem,
en het water van de jeugd vloeide over den vloer. Het
scheelde weinig, of Hans was ook ten gronde gestort,
zoo verschrikt was hij door het ongeluk. Wat nu te
doen? Thans mocht zijn vrouw niet vernemen wat ge-
schied was; ze had er van schrik haar dood kunnen
aan halen. Wellicht deelt hij haar later mee, wat hij
uitgericht heeft; wellicht vindt hij ook nog eens de
bron van de jeugd weer, die hij tot nu toe wel is
waar te vergeefs gezocht heeft, en kan het verlies ver-
goed worden. Vlug vulde hij een nieuwe flesch, die
volkomen op de eerste geleek, met bronwater, en bron-
water was het ook, wat hij zijn vrouw liet drinken.
<! Ha, hoe dat laaft en sterkt! » zei Griet, « neem
ook een droppel. Hanslief! » Hans gehoorzaamde en
prees de kracht van den wonderdrank, en van dien tijd
af namen ze iederen Zondag, wanneer het voor de kerk
3 93
een groet wisselde, zag Griet niet eens op. En als
H ans ’s avonds in het « Witte Hert » zat en mooie
Liesje hem den wijn bracht, zette hij een gezicht lijk
een kater, wanneer ’t dondert. Eindelijk ging hij niet
meer naar de herberg, maar bleef bij zijn vrouw thuis.
— Dus moest het water natuurlijk zijn tooverkracht
blijven behouden.
Zoo verliep voor ’t jonge paar een jaar van liefde
en gelukzaligheid; toen waren er van twee drie geworden;
in de wieg spartelde een mollige knaap en schreeuwde,
dat de vader innig genoegen had. « Thans, » dacht hij,
« is de tijd gekomen om de flesch te openen. Wat
denkt ge, Griet? Een druppel water van de jeugd zal
u goed doen. »
De vrouw was het met haar man eens, en Hans
ging in de kamer, waar de tooverdrank bewaard werd.
Met handen die van vreugde sidderden maakte hij de
flesch open, en — o vree! — de flesch ontsnapte hem,
en het water van de jeugd vloeide over den vloer. Het
scheelde weinig, of Hans was ook ten gronde gestort,
zoo verschrikt was hij door het ongeluk. Wat nu te
doen? Thans mocht zijn vrouw niet vernemen wat ge-
schied was; ze had er van schrik haar dood kunnen
aan halen. Wellicht deelt hij haar later mee, wat hij
uitgericht heeft; wellicht vindt hij ook nog eens de
bron van de jeugd weer, die hij tot nu toe wel is
waar te vergeefs gezocht heeft, en kan het verlies ver-
goed worden. Vlug vulde hij een nieuwe flesch, die
volkomen op de eerste geleek, met bronwater, en bron-
water was het ook, wat hij zijn vrouw liet drinken.
<! Ha, hoe dat laaft en sterkt! » zei Griet, « neem
ook een droppel. Hanslief! » Hans gehoorzaamde en
prees de kracht van den wonderdrank, en van dien tijd
af namen ze iederen Zondag, wanneer het voor de kerk