III.
In ons systeem van begrippen staan ter groepeering van
litteratuur ernst en luim tegenover elkander als een
volledige, afgesloten tegenstelling. Wie eraan gewend is,
bij het bestudeeren van indische litteratuur, telkens de
begrippen geheel anders gerangschikt en ontwikkeld te
vinden dan bij ons, zal geen paradox zien in de be-
wering, dat de Indiërs de tweeledige indeeling ‘ernst en
luim’ voor de wijze, waarop gedacht en gesproken wordt,
niet kennen, maar daarvoor in de plaats een systeem
van achten hebben. En deze acht begrippen zijn niet van
dien aard, dat men met volkomen recht kan zeggen, dat
éen van die acht gelijkstaat aan luim, terwijl de overige
zeven samen den ernst uitmaken, (om niet eens te spreken
van de tegenstelling tragisch en comisch, die er in ’t
geheel niet aan beantwoordt), doch ze zijn van een zoo
geheel verschillend gezichtspunt opgevat, dat de onder-
scheiding ernst en luim er om zoo te zeggen los over heen
schuift, zonder in haar geheel dat achtledig geheel te dek-
ken. Voor het verstaan van datgene, wat ons de indische
humor dunkt, schijnt het mij van veel belang, eenigszins
in bijzonderheden na te gaan, wat dan wel de begrippen zijn,
die de plaats innemen van onze tegenstelling ernst en luim.
Het verschil dan in het gezichtspunt, waaruit die begrip-
pen zijn geconcipieerd, bestaat daarin, dat de Indiërs
uitsluitend het oog gericht hadden op de verklaring van
het genot, dat men uit dichtwerken smaakt. Men zou het
In ons systeem van begrippen staan ter groepeering van
litteratuur ernst en luim tegenover elkander als een
volledige, afgesloten tegenstelling. Wie eraan gewend is,
bij het bestudeeren van indische litteratuur, telkens de
begrippen geheel anders gerangschikt en ontwikkeld te
vinden dan bij ons, zal geen paradox zien in de be-
wering, dat de Indiërs de tweeledige indeeling ‘ernst en
luim’ voor de wijze, waarop gedacht en gesproken wordt,
niet kennen, maar daarvoor in de plaats een systeem
van achten hebben. En deze acht begrippen zijn niet van
dien aard, dat men met volkomen recht kan zeggen, dat
éen van die acht gelijkstaat aan luim, terwijl de overige
zeven samen den ernst uitmaken, (om niet eens te spreken
van de tegenstelling tragisch en comisch, die er in ’t
geheel niet aan beantwoordt), doch ze zijn van een zoo
geheel verschillend gezichtspunt opgevat, dat de onder-
scheiding ernst en luim er om zoo te zeggen los over heen
schuift, zonder in haar geheel dat achtledig geheel te dek-
ken. Voor het verstaan van datgene, wat ons de indische
humor dunkt, schijnt het mij van veel belang, eenigszins
in bijzonderheden na te gaan, wat dan wel de begrippen zijn,
die de plaats innemen van onze tegenstelling ernst en luim.
Het verschil dan in het gezichtspunt, waaruit die begrip-
pen zijn geconcipieerd, bestaat daarin, dat de Indiërs
uitsluitend het oog gericht hadden op de verklaring van
het genot, dat men uit dichtwerken smaakt. Men zou het