Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Immerzeel, Johan
De levens en werken der hollandsche en vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters: van het begin der vijftiende eeuw tot heden (2. deel) — Amsterdam: J.C. van Kesteren, 1843

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.63251#0081
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
JAC.


* JACOBS (Jacobus Albertus Michael) , meer bekend onder den naam van Jacob
Jacobs, ondernam, even als weleer de kunstschilder Cornelis de Bruin, groote reizen
en bezocht verre landen. In 1838 begaf hij zich naar Constantinopel, waar hij vier
maanden vertoefde. Tijdens zijn verblijf in Turkije’s hoofdstad, ontmoette hij er zijne
landgenooten, de Heeren Stier d’Aerselaer en Florent Mols, die, denzelfden wil hebbende
als onze kunstenaar, gezamentlijk met hem de reize vervolgden. Het eerst gingen zij
naar Egijpte, in welk merkwaardig land zij de voornaamste steden en beroemdste gedenk-
teekenen bezochten. Na den Nijl tot aan Nubië te zijn opgevaren, kwamen zij op Alexan-
drië terug, en hier scheepte het drietal zich naar Griekenland in, welks kusten en
eilanden den Heer Jacobs mede ruime stosfe opleverden om zijn schetsboek te verrijken.
Vervolgens naar Triest overgestoken, vervorderden zij hunnen togt door Oostenrijk en
Duitschland, om zich naar Petersburg te begeven, en keerden, na ook daar het merk-
waardigste te hebben hezigtigd, over het noordelijke gedeelte van Duitschland naar het
vaderland terug. Later bezocht de Heer Jacobs nog Londen, en sedert kort ook Fran-
krijk’s hoofdstad. — Hij werd te Antwerpen, den 19 Mei 1812 geboren. Aanvankelijk be-
stemd om boekdrukker te worden, deed een onoverwinnelijke tegenzin hem zich tegen
deze beroepskeuze aankanten, zoodat men op des jongelings gedurig aanhouden, einde-
lijk aan zijne voorliefde tot de kunst toegaf en hem als leerling bij den Heer F. de
Braekeleer plaatste. Na zich bij dezen meester eenigzins de behandeling van het penseel
te hebben eigen gemaakt, zette hij zijne studiën in het rijke kabinet van den Heer van
der Schrieck, te Leuven, voort, waar de aanwezige meesterstukken van Bakhuizen, van
de Velde en andere groote mannen, zijne keuze meer bijzonder tot het zeeschilderen be-
paalden. Zijne eerste voortbrengsels waren stille en woelende waters, geheel in het karak-
ter der Hollandsche en Vlaamsche kusten, doch thans zijn het meestal de vreemde na-
tuurtafereelen, die de Heer Jacobs op zijne reizen aanschouwde, welke het onderwerp
zijner ordonnanties uitmaken: de schoonheden van Thebe’s praalgraven en derTurksche,
Grieksche en Italiaansche zeehavens, leveren hem daartoe ruime stoffe. In vele voorname
kabinetten, zoo in België als in Holland, treft men voortbrengsels van dezen begaafden
jeugdigen meester aan. De vroeger gemelde Baron O’Sullivan, thans Belgisch Gezant bij
het Hof van Weenen, bezit 2 schilderijen van hem, Gezigtspunten op Constantinopel
voorstellende; een door hem tijdens zijn verblijf in Turkije’s hoofdstad vervaardigd Ge-
zigt op het Serail, werd door dezen zelfden kunstvoorstander, te dier tijd Gezant bij
de Ottomannische Porte, aangekocht en door dezen diplomaat aan den Sultan aangeboden,
die hetzelve in zijne groote eetzaal deed plaatsen. Een ander door hem vervaardigd tafereel,
genomen uit de Vallei der graftomben van de Koningen van Thebe, berust hij den Heer
 
Annotationen