DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.24572#0024
NEDERLANDSCH MUSEUM VAN GESCHIEDENIS EN KUNST.
Hetgeen in de vorige verslagen gezegd is over het gebouw blijft
natuurlijk van toepassing' ook over het afgeloopen jaar; naarmate de
Verzameling in omvang toeneemt, in dezelfde mate wordt het gebrek
aan plaatsruimte meer en meer gevoeld.
Daar de huur van het gebouw met ultimo April 1881 afliep , moest
aan de wederinhuur gedacht worden.
Na de verklaring van den Architect van het Nieuwe Vuseumgebouw
te Amsterdam , dat het Museumgebouw met Mei 188.2 geschikt zal
zijn tot opname der voorwerpen, scheen het voldoende de huur te
verlengen niet langer dan tot ultimo April 1883, zoodat, wanneer in
het voorjaar van 1882 met het inpakken der voorwerpen wordt aan-
gevangen, de overbrenging in den loop van dat jaar zonder overhaasting
kan geschieden.
Ofschoon de vermeerdering der Verzameling, dank zij het onbeduidende
der sommen voor aankoopen aangewezen, wel niet van dien aard is,
als men wel zoude wenschen , blijkt toch uit de hierbijgaande bijlagen ,
dat met het beschikbare zooveel mogelijk is gewoekerd en de Verzame-
ling niet onbelangrijk is aangegroeid.
Daartoe werkten in de eerste plaats mede de geschenken ontvangen
van mevrouw de weduwe de Klopper-Timmermans, van de familie
Bredius, van het kerkbestuur van de O. L. Vrouwe-Munster te Roermond
en van de heeren Jhr. W. L. B. van Panhuys te Leeuwarden , Jansen
te Alem, I. I. Bredius te Amsterdam en wijlen Mr. Dullert te Arnhem.
Tot mijn spijt is het mij niet vergund den naam te noemen van hem,
die het Museum met een paar kostbare drinkglazen verrijkte. (Bijlage A.)
Van de belangstelling van de verschillende Departementen van Alge-
meen Bestuur mogt het Museum eveneens de blijken ontvangen , terwijl
ook eenige voorwerpen in bruikleen gegeven werden. Dit laatste
getal zal, naar ik vertrouw, belangrijk toenemen, zoodrahet Nieuwe
Museum te Amsterdam zal zijn geopend en de grootere ruimte meer
gelegenheid zal geven , om elk voorwerp naar waarde te doen uitkomen
Hetgeen in de vorige verslagen gezegd is over het gebouw blijft
natuurlijk van toepassing' ook over het afgeloopen jaar; naarmate de
Verzameling in omvang toeneemt, in dezelfde mate wordt het gebrek
aan plaatsruimte meer en meer gevoeld.
Daar de huur van het gebouw met ultimo April 1881 afliep , moest
aan de wederinhuur gedacht worden.
Na de verklaring van den Architect van het Nieuwe Vuseumgebouw
te Amsterdam , dat het Museumgebouw met Mei 188.2 geschikt zal
zijn tot opname der voorwerpen, scheen het voldoende de huur te
verlengen niet langer dan tot ultimo April 1883, zoodat, wanneer in
het voorjaar van 1882 met het inpakken der voorwerpen wordt aan-
gevangen, de overbrenging in den loop van dat jaar zonder overhaasting
kan geschieden.
Ofschoon de vermeerdering der Verzameling, dank zij het onbeduidende
der sommen voor aankoopen aangewezen, wel niet van dien aard is,
als men wel zoude wenschen , blijkt toch uit de hierbijgaande bijlagen ,
dat met het beschikbare zooveel mogelijk is gewoekerd en de Verzame-
ling niet onbelangrijk is aangegroeid.
Daartoe werkten in de eerste plaats mede de geschenken ontvangen
van mevrouw de weduwe de Klopper-Timmermans, van de familie
Bredius, van het kerkbestuur van de O. L. Vrouwe-Munster te Roermond
en van de heeren Jhr. W. L. B. van Panhuys te Leeuwarden , Jansen
te Alem, I. I. Bredius te Amsterdam en wijlen Mr. Dullert te Arnhem.
Tot mijn spijt is het mij niet vergund den naam te noemen van hem,
die het Museum met een paar kostbare drinkglazen verrijkte. (Bijlage A.)
Van de belangstelling van de verschillende Departementen van Alge-
meen Bestuur mogt het Museum eveneens de blijken ontvangen , terwijl
ook eenige voorwerpen in bruikleen gegeven werden. Dit laatste
getal zal, naar ik vertrouw, belangrijk toenemen, zoodrahet Nieuwe
Museum te Amsterdam zal zijn geopend en de grootere ruimte meer
gelegenheid zal geven , om elk voorwerp naar waarde te doen uitkomen