Verslagen der rijksverzamelingen van geschiedenis en kunst (18.1895)

70

Penn en zijne vrienden en geestverwanten Benjamin Furly,
Gerhard Croese en Lud. Küster. Tot zijn en mijn spijt evenwel
zonder resultaat.
Nu tengevolge van het verschijnen van den uitvoerigen
catalogus, naar het zieh laat aanzien voor een aantal jaren de
gelegenheid ontbreekt om hetgeen er nieuws ontdekt wordt over
de kunstenaars en kunstwerken in het Koninklijk Kabinet aan
de bezoekers der verzameling mede te deelen, acht ik het van
gewicht den stand der wetenschap elk jaar op deze plaats bloot
te leggen, opdat ieder belangstellende kunne nagaan in hoeverre
de opgaven van den catalogus door latere onderzoekingen zijn
gewijzigd. De bijlage C. tot dit verslag stelt hiertoe in staat en
is overeenkomstig de volgorde van den catalogus ingericht.
I. Maatregelen in het belang van het Kabinet ivenschelijk geacht.
Mijn verzoek, jaar op jaar te dezer plaatse geuit, om eene
belioorlijke bezoldiging van den Onderdirecteur heeft in het jaar
1895 bij Uwe Excellentie gehoor gevonden. Dit wordt met groote
dankbaarheid door mij en niet minder door den Onderdirecteur
erkend.
Andere maatregelen in het belang van het Kabinet te dezer
plaatse voor te stellen, bestaat op het oogenblik geene aanleiding.
’s Gravenhage, 31 Januari 1896.
De Direeteur van het Koninklijk
Kabinet van Schilderten.
A. Bbedius.