Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Hoogewerff, Godefridus J.: Een nederlandsch "Monument" te Rome (Villa Borghese) en zijn bouwmeester, Jan van Santen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0240

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Paulina Bonaparte gehuwd was, noodgedwongen afgestaan voor een som, die nooit geheel
werd betaald. In weinig jaren was echter een nieuwe verzameling bijeengebracht en deze
bevindt zich nu nog ter plaatse.

In 1901 werd de villa met haar volledigen inventaris van kunstwerken en het
geheele park voor 3.600.000 fr. door de Italiaansche regeering aangekocht. Het park,
tegenwoordig met den Pincio verbonden, is als wandelplaats het een en al van Rome;
het gebouw is als staatsmuseum ingericht.

Indien iemand zich mocht aangemoedigd voelen op het hier behandelde thema Uitweiding,
verder voort te werken, hij zou te Rome zonder twijfel materiaal kunnen verzamelen
voor een studie over «het Nederlandsche aandeel in de ontwikkeling van het barock”;
doch na het noodige voorwerk verricht te hebben zou hij vermoedelijk tot de ontdekking
komen, dat dit aandeel ondanks het tamelijk langdurig optreden van Jan van Santen,
toch maar betrekkelijk gering is geweest. Of hij zou, niet uitsluitend tot de bouwkunst
zich beperkende, een figuur als Frans Duquesnoy met diens aanhang in het pleit kunnen
betrekken. Dan zou hij vermoedelijk wel tot een ander inzicht komen. In ieder geval
zou hij een bruikbare operatie-basis verkrijgen voor verdere onderzoekingen en zijn
inzicht in de geschiedenis van onze eigene bouwkunst in de 17 de eeuw zou alleen aan
juistheid kunnen winnen.

Bernini heeft nooit veel vat op ons gehad, maar welke krachten warén er vóór
hem werkzaam? Het Raadhuis van Jacob van Kampem doet zich aan ons voor niet
alleen als een historisch product maar ook als een ontegenzeggelijk logisch resultaat, ’t Is
met recht een mach t-woord. De historie waaruit dit bouwwerk is voortgekomen is de
onze, en toch, de zich als machtwoord opleggende stelselmaat, daar zitten we mee. Er is
een dwingende logica in dat gevaarte. Maar van wat? Wij kunnen het onmogelijk meer
wegdenken; maar ferugdenken, d. i. reduceeren eigenlijk evenmin. Wat doet dit «Achtste
Wonder” daar nu net bij ons? — Dit kan de studie van de inheemsche architectuur ons
met geen mogelijkheid leeren, dan alleen wanneer ze door de kennis der Italiaansche
bouwkunst voortdurend wordt toegelicht.

Het ongeluk wil alleen, dat er op dit gebied in Italië eerst nog het noodige valt
te doen, vóór men tot die kennis kan komen. De wording der dingen, de feiten, de
kunsthistorie kennen wij van de Italiaansche Renaissance tienmaal beter, dan van de
17de eeuw, den tijd van het Barock; hoe vreemd dat in Nederlandsche ooren moge
klinken, voor wie de «Gouden Eeuw” alles pleegt te zijn. Vandaar al dat geploeter in
archieven, waarvan weinigen misschien doel en nut nog ten volle beseffen. Het geschiedt
volgens een niet te voren opgemaakt maar langzamerhand van zelf ontstaan werkplan,
nooit geformuleerd en helaas niet te formuleeren, omdat de daartoe noodige organisatie
der beschikbare internationale werkkrachten vooralsnog een onmogelijkheid is. Alleen
samenwerking is te bereiken. De nasporingen omtrent de bouwgeschiedenis van Rome in
de 17de eeuw zijn ondernomen door het Oostenrijksche Instituut, waar zij bij Dr. O. Pollak

227
 
Annotationen