DE PSALMEN IN ZANGEN.
Wie is uw gedachtig in de dood?
Wie in 't graf bezingt, o Heer, uw' macht ?
'k Ben vermoeid en mijn gezucht vergroot.
Tranen drenken mijne peuluw iedre nacht.
Dof verstarren de oogen door het leed ;
'k Ben verouderd, midden 's vijands haat!
Wijkt van mij, wijkt allen, gij, die wreed,
Mij vervolgt, met schande, ja, met euveldaad.
Mijn gekerm verhoorde mild de Heer ;
Heer, mijn smeeken werd door u verhoord.
Schandlijk schrikken mijne vijands zeer.
Spoedig vluchten zij, vol groote schaamte, voort.
Wie is uw gedachtig in de dood?
Wie in 't graf bezingt, o Heer, uw' macht ?
'k Ben vermoeid en mijn gezucht vergroot.
Tranen drenken mijne peuluw iedre nacht.
Dof verstarren de oogen door het leed ;
'k Ben verouderd, midden 's vijands haat!
Wijkt van mij, wijkt allen, gij, die wreed,
Mij vervolgt, met schande, ja, met euveldaad.
Mijn gekerm verhoorde mild de Heer ;
Heer, mijn smeeken werd door u verhoord.
Schandlijk schrikken mijne vijands zeer.
Spoedig vluchten zij, vol groote schaamte, voort.