Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 3.1890

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.24588#0650

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Hollandsche bouwkunst (1).

Wie eengeschiedenis der Nederlandsche Renaissance schrijven wïï
heeft een schoone, doch tevens moeielijke taak. Niet alleen moet hij
overal de kunstwerken zelf bestudeeren, doch hij dient, althans voor de
periode welke met het jaar 1620 afsluit, door volhardende archief-
studie het materiaal te verzamelen, dat hij uit andere bronnen niet
verkrijgen kan. Terwijl toch onze voorouders het in de zeventiende
en achttiende eeuwen niet hebben laten ontbreken aan plaatsbe-
schrijvingen en dergelijke werken, die aan uitvoerigheid, dikwijls
ook aan betrouwbaarheid, weinig te wenschen overlaten, ontbreken
ons deze hulpmiddelen, waar het de zestiende eeuw geldt. En
toch is de zestiende eeuw en vooral daggedeelte daarvan, hetwelk
aan de invoering der Hervorming vooraf ging, het tijdperk geweest,
waarin de Nederlandsche Renaissance hare edelste werken voort-
bracht. Ter beoordeeling van een boek, dat onze Renaissance behan-
delt, kan men dus volstaan, met na te gaan, wat de schrijver van
dit eerste tijdperk heeft weten te maken.

De heer Galland begint zijn boek met een historisch overzicht
van Nederland in de vijftiende en het begin der zestiende eeuw,
waarin hij tamelijk uitvoerig stilstaat bij de vergadering der
ridders van het Gulden Vlies, die onder Philips den Goede in
1436 te 's Gravenhage plaats vond, ter welker gelegenheid de
St. Jacobskerk met tapijten en blazoenen versierd was. Hij merkt
op, dat Pierre Bladelin toen het bestier der hertogelijke geldmiddelen
had, en leidt daaruit af, dat hij met het regelen der feestelijk-

(:) Geschichte der Hollandischen Baukunst und Bildnerei im
Zeitalter der Renaissance, der Nationalen Blüthe und des Klassi-
cismus von Dl' Georg. Galland. Mi.t 181 Textabbildungen. Frankfurt
a. M. Verlag von Heinrich Keiler, 1890, 627 blzz. gr.-8°.
 
Annotationen