IETS OVER HET SCHILDEREN DER KERKEN. l3j
bestendig te volgen, te bestatigen. Iedere bijzonderheid,
hoe volmaakt zij ook op zich zelve weze, is aan het
algemeen uitwerksel dat men voortbrengen wilde, onder-
geschikt.
Het is daarom ook dat de schilders van versierselen,
in de ogivale « periode », na door schakeering der tonen
■eene passende kleuring gevonden te hebben, steeds
streefden aan de teekeningen der versiersels zulke
gedaanten te geven welke het best met de plaats, die zij
in het gebouw innemen moesten, overeenkwamen.
Nog altijd om dezelfde reden, 't is te zeggen om
steeds in de volmaaktste overeenstemming met het gedacht
van den bouwkundige te blijven, durfden zij zells geene
versiering als verheven beeldwerk schilderen (sirnuler).
Wilt gij er een nieuw en onbetwistbaar bewijs van
hebben? In hunne fresco's verbeeldden zij dikwijls
het een of het ander deel van een gebouw : he wel I
in dit geval hadden zij enkel een versiering en geen
afbeeldsel in 't zicht; want deze bouwkundige bijzaken
moeten als de geteekende uitleggingen, die de hoofdzaak
beter vatten doen, aanzien worden.
De schilder dacht geenszins de betrekkelijke afme-
tingen, de modelleering, het wezenlijk uitzien van het
lijstwerk der kolonnen, de kapiteelen enz. met juistheid
weer te geven; hij hield zich tevreden, met er den
vorm van aan te duiden, en de gebouwen door deze
handelwijze op te luisteren.
De kleinste bijzonderheid, werd met dezelfde zorg
geschilderd als de bijzonderste « personnage » en ont-
ving evenveel licht, zegt Viollet-le-duc.
Ziedaar, waarom de werken, die de middeleeuwen
ons nagelaten hebben, ons altijd belangwekkend zullen
schijnen.
Waarom wij het gevoel van eerbied en liefde,
bestendig te volgen, te bestatigen. Iedere bijzonderheid,
hoe volmaakt zij ook op zich zelve weze, is aan het
algemeen uitwerksel dat men voortbrengen wilde, onder-
geschikt.
Het is daarom ook dat de schilders van versierselen,
in de ogivale « periode », na door schakeering der tonen
■eene passende kleuring gevonden te hebben, steeds
streefden aan de teekeningen der versiersels zulke
gedaanten te geven welke het best met de plaats, die zij
in het gebouw innemen moesten, overeenkwamen.
Nog altijd om dezelfde reden, 't is te zeggen om
steeds in de volmaaktste overeenstemming met het gedacht
van den bouwkundige te blijven, durfden zij zells geene
versiering als verheven beeldwerk schilderen (sirnuler).
Wilt gij er een nieuw en onbetwistbaar bewijs van
hebben? In hunne fresco's verbeeldden zij dikwijls
het een of het ander deel van een gebouw : he wel I
in dit geval hadden zij enkel een versiering en geen
afbeeldsel in 't zicht; want deze bouwkundige bijzaken
moeten als de geteekende uitleggingen, die de hoofdzaak
beter vatten doen, aanzien worden.
De schilder dacht geenszins de betrekkelijke afme-
tingen, de modelleering, het wezenlijk uitzien van het
lijstwerk der kolonnen, de kapiteelen enz. met juistheid
weer te geven; hij hield zich tevreden, met er den
vorm van aan te duiden, en de gebouwen door deze
handelwijze op te luisteren.
De kleinste bijzonderheid, werd met dezelfde zorg
geschilderd als de bijzonderste « personnage » en ont-
ving evenveel licht, zegt Viollet-le-duc.
Ziedaar, waarom de werken, die de middeleeuwen
ons nagelaten hebben, ons altijd belangwekkend zullen
schijnen.
Waarom wij het gevoel van eerbied en liefde,