492
LAUREYS VAN PAPENBROEGK.
De Nota die men lezen gaat, vermeldt nog eene
prijsvraag die wellicht ook in 1607 opgelost werd,
maar, zoo men ziet, verstond Laureys kwalijk den zin
van de Chaert, en zijn Refereyn, t'vvelk viermaal met
het slotvers
« Want » sy plant « met verstant » in d'Iant « vreucht abondant, »
eindigt, werd door de rechters verworpen. Nu, de goede
Homerus sluimert somtijds wel een poosje... Ziehier
daarover de
Nota.
Het naervolgende werek, is gestelt op een chaert
Die poletyck moest syn bewrocht, en soo ick, siet,
Stelde een lof van Rethorica vermaert
Uut de poëtery, soo en was myn werek niet
Ontfangbaer, maer verleel, naer der Iugen bediet.
Vertroostender was de uitslag die, in het jaar
1607, den i6n September, het dichten van Laureys van
Papenbroeck kwam begunstigen, al won hij maar den
derden prijs :
Summarie.
Petrus scheepken nu veel stormen lyende « is
Aen allen syen men het bestryende » is,
Persecutie aendoende, tot in den doot, maer
Eenen goeden stierman tselve bevryende « is,
Niet wyekende van troer, deur tempeesten swaer.
Bemerckende alsulcx, heb ick, vrienden eerbaer,
Rypelyck hierop gestelt, en dit wercx begin
Op desen sin genomen, midts dat voorwaer
Elck stichtelyck mocht stellen, naer synen sin.
Comender veel slechte propositien in,
Keeret ten besten, en willet my vergeven,
ten had oock maer den derden prys, niet meer oft min.
als men het iaer sesthienhondert seven
den sesthienden September heeft geschreven,
als doen soo hielmen de feeste triumphant
t'hantwerpen int Drgel, achter tapissiers pant. (1)
(1) Zie A. Thys. Historiek der straten, bl. 518.
LAUREYS VAN PAPENBROEGK.
De Nota die men lezen gaat, vermeldt nog eene
prijsvraag die wellicht ook in 1607 opgelost werd,
maar, zoo men ziet, verstond Laureys kwalijk den zin
van de Chaert, en zijn Refereyn, t'vvelk viermaal met
het slotvers
« Want » sy plant « met verstant » in d'Iant « vreucht abondant, »
eindigt, werd door de rechters verworpen. Nu, de goede
Homerus sluimert somtijds wel een poosje... Ziehier
daarover de
Nota.
Het naervolgende werek, is gestelt op een chaert
Die poletyck moest syn bewrocht, en soo ick, siet,
Stelde een lof van Rethorica vermaert
Uut de poëtery, soo en was myn werek niet
Ontfangbaer, maer verleel, naer der Iugen bediet.
Vertroostender was de uitslag die, in het jaar
1607, den i6n September, het dichten van Laureys van
Papenbroeck kwam begunstigen, al won hij maar den
derden prijs :
Summarie.
Petrus scheepken nu veel stormen lyende « is
Aen allen syen men het bestryende » is,
Persecutie aendoende, tot in den doot, maer
Eenen goeden stierman tselve bevryende « is,
Niet wyekende van troer, deur tempeesten swaer.
Bemerckende alsulcx, heb ick, vrienden eerbaer,
Rypelyck hierop gestelt, en dit wercx begin
Op desen sin genomen, midts dat voorwaer
Elck stichtelyck mocht stellen, naer synen sin.
Comender veel slechte propositien in,
Keeret ten besten, en willet my vergeven,
ten had oock maer den derden prys, niet meer oft min.
als men het iaer sesthienhondert seven
den sesthienden September heeft geschreven,
als doen soo hielmen de feeste triumphant
t'hantwerpen int Drgel, achter tapissiers pant. (1)
(1) Zie A. Thys. Historiek der straten, bl. 518.