Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 3.1890

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.24588#0643

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
620

DE PSALMEN IN GEZANGEN.

'k Zal opstaan, zegt de Heer,
De verwoesting der armen,
Der verdrukten, liet kermen,

Stelp Ik teer.. .
'k Zal opstaan, zegt de Heer,
Zij, die 't volk verdrukken,
Zij, die 't laf doen bukken,

Stamp Ik neer.

Uw woord is helder, Heer, als 't reine zilver,

Gelouterd, zevenmaal geklaard!
Behoeden zult Ge uw volk, Let houden van 't geschil ver

Der boozen dezer aard.

Hoe draven de slechten,
Hoe juicht het gebroed,
Als de snoodste der knechten
Wordt als meester begroet.

PSALM XIII.
Toevlucht in nood.

Hoelange, Heere, dat Ge mij vergeet!
Hoelang zult Gij 't gelaat voor mij vorbergen ?
Hoelang moet ik, in angstig zieleleed,
Mij door mijns vijands trotschheid laten tergen?
Aanschouw, verhoor mij, Heer, in mijnen nood.
Verlicht mijn oog en jaag van mij den dood.

Omdat mijn vijand nimmer zich beroem' :

« Ik deed hem wanklen, 'k heb hem overwonnen! »

Opdat hij nooit den dag met vreugde noem!

Dat ik in strikken viel, door list gesponnen.

Aanschouw, verhoor mij, Heer, in mijnen nood,

Verlicht mijn oog en jaag van mij den dood.

Hebt Ge uwe godheid dan voor mij niet veil ?

'k Vertrouw op haar. Ge zult me hulpe bringen...

A^erheugen zal mijn hert zich in uw heil,

'k Zal wijd en zijd des Heeren goedheid zingen;

Want hij heeft mij verlost uit angst en nood,

Mijn hert verlicht en heengejaagd den dood.
 
Annotationen