Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 3.1890

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.24588#0645

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
622

DE PSALMEN IN GEZANGEN.

Die zijn geld niet geeft op woeker, om te garen,
Geen geschenk begeert, waar door de zwakke Goede lijdt,
Die steeds de onschuld wreekt, niet wankelt in gevaren,
Die is irj der eeuwigheid door God gebenedijd.

PSALM XVI.
Gelooven is leven.

Bewaar me, Heer,
'k Vertrouw op U;
o, Schuts en weer;
Ik bouw op U.
Ge zijt mijn God,
Mijn grondgebied,
En lot en schot
Behoeft ge niet.
Den vromen 's lands
Behooren zij,
Die stichtten gansch
De ziel me blij.
Hij, die vereert
Een andren Heer,
Diens smert vermeert
Hoe langs hoe meer.
Ik schenk hun nooit
Den bloedigen buit,
Mijn mond spreekt nooit
Hun namen uit.
Mijn erf is God,
Mijn beter deel,
Hij steunt mijn lot,
Mijn erf geheel.
Het liefste land
Mij mild gewerd,
God schonk verstand
Mij, geest en hert!
'k Loof Javeh's macht,
'k Loof Javeh's raad,

Mijn God, bij nacht
Mij nooit verlaat.
Zelfs mijne nier
Mij onderricht;
Zijn wijs bestier,
Zijn aangezicht.
Is God bij mij,
Te rechter zij,
Ik wankel niet,
Maar juich een lied,
't Gemoed vol geest,
De tong vol lust,
Omdat mijn vleesch
In Hem ook rust.
'„ Heer, stort mijn ziel
Ter hel niet af.
Den vriend verniel
Geen stinkend graf.
Het eeuwig licht
Maak mij het waar,
Door uw gezicht
Zoo heerlijk klaar,
'k Zit aan uw' zij,
Te rechter hmd;
Schenk lieflijkheid
Aan mij, aan mij!
In 't wonderland,
o Majesteit,
Voor de eeuwigheid!
 
Annotationen