Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 12.1899

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26592#0054

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
VERSTROOIDE PERELS. 43

Het zij mij vergund tien perelkens uit het schrijn
te halen, in afwachting dat ik gansch de verzameling,
in kostelijke snoeren aaneengeregen, late schitteren in
Vlaanderens letterkroon.

’t Zijn gebeden aan Xaverius, Magdalena, Maria,
Jezus, de H. Drievuldigheid en drij verzuchtingen over
het bitter lijden Christi.

De kleinste gedichtjes laat ik daar, alsook deze, waar
de ontwikkeling der tafereelen en parabels, met de ver-
plichte toepassing er van, te weinig plaats aan de vrije
vlucht der dichtkunst overlaat.

Doch ik mag verzekeren dat honderden perels voor de
volgende niet moeten onderdoen.

Aan Franciscus Xaverius (1).

('Naamloos, ook S. Verbruggen.)

Noch Indisch gout, noch s’ werels goet
Ontstack, Xaveri, u gemoet :

Der zielen winst was uwen schat
Die had alleen u hert bevat.

G’en socht noch peerels noch gesteent
Maer traenen, die den somdaer weent.

Och mocht t’mij door u voorspraeck sijn
Dat al mijn werck, mijn moeijt, mijn pijn
Cost dienen tot der zielenwinst
En dat ik achte alderminst
Al wat de werelt meest werdeert
En aen .de ziel het meeste'deert.

Hoe schoon die tranenperels!

Aan Magdalena.

(F, Huberti, S. Verbruggen, J. Hertsens.)

Soudaeres, die Christi voeten

Met boetveerdigh nat begiet

(1) De spelling is trouw gevolgd. De lezer zal genoeg bemerken dat
de toonlooze e niet wegvalt vóór eenen klinker, en dat wiens en dien in
twee lettergrepen worden gelezen.
 
Annotationen