Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
zich aanvankelijk liet vermoeden; terwijl ook het gehalte der platen van lieverlede boven
de gemaakte raming is gestegen. Wil men toch de liefde voor een kunstvak opwekken,
dan dient men te laten zien, zonder in het buitensporige te vervallen, wat schoons dat
vak geven kan, waarbij de tekst zoodanig moet worden ingericht, dat hij niet door hooge
geleerdheid afschrikt, maar integendeel, althans in den aanvang, tot lezen aanspoort, terwijl
het wetenschappelijke er als ’t ware spelenderwijze wordt tusschengevoegd. Het botanisch
gedeelte moet hier dan ook niet op den voorgrond geplaatst worden, en heeft slechts waarde
voor den ornamentist; eene studie der botanie wordt van hem overigens niet gevorderd.
Door inlassching van het voornaamste aangaande de zinnebeeldige voorstelling en
het ornament in ’t algemeen moest dit werk eene meer algemeene, practische bruikbaarheid
verkrijgen, te meer daar in de werken, die over 't ornament handelen, doorgaans vooron-
dersteld wordt, dat de lezer voldoende met die zaken bekend is, ’tgeen echter, althans
bij ons te lande, doorgaans niet het geval is. Hij moet zelfs heel wat werken door-
zoeken , om datgene te vinden, wat menig auteur maar eenvoudig als bekend aanneemt.
De inhoud zal het hier gezegde wel nader toelichten.
Behalve de werken van Racinet en Owen Jones en vele kleinere werken en
verspreide geschriften, waarvan enkele in den tekst worden genoemd, zijn als hoofdwerken
gevolgd:
F. Edward Hulme. „Plants, their Natural Growth and Ornamental Treatment.”
V. Ruprich-Robert. „Flore ornementale.”
Martin Gerlach. „Die Pflanze in Kunst und Gewerbe.”
Het is echter duidelijk, dat de aanwezige stof voor het beoogde doel en de voor-
genomen wijze van uitvoering moest bewerkt worden. Zoo was bijv, aan het werk van
Hulme , slechts met moeite bij eenen antiquarius te verkrijgen, weinig zorg, vooral aan den
druk, besteed. Plet werk van Ruprich-Robert, een meesterwerk, wat correctheid van
teekening aangaat, is in kopergravure uitgevoerd, waarbij alle kleur is vermeden, en waardoor
het ornament een bijzonder karakter is gegeven, waarop het in vele gevallen geen aanspraak
kan maken. Bij het prachtwerk in kleuren-, staal- en lichtdruk van M. Gerlach, treedt
de plant voor den oningewijde niet zelden te sterk op den voorgrond, en is de teekening
doorgaans decoratief behandeld, waardoor de kleur onwillekeurig de contours beheerscht.
Deze eigenaardigheden in de uitvoering, die men bij verschillende werken over het
ornament in den regel aantreft, zijn in verband met het formaat en de eischen van dit werk
gewijzigd, zonder echter de compositie te benadeelen.
Het bewustzijn, onze beste krachten aan dit werk te hebben besteed, geeft ons hoop,
tot de verspreiding der kennis van het ornament iets te hebben bijgedragen. Moge dit
het geval zijn, dan zullen ook zij zich voldaan rekenen, die nu en dan, voor en tijdens de
samenstelling van dit werk, ons welwillend met raad en daad hebben bijgestaan.

Groningen, 1888.

Th. M. M. VAN GRIEKEN.
 
Annotationen