Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
— 29 —

Drieëenheid. Eene goddelijke Trias treffen wij reeds aan in hunne mythen bij de Egypte-
naren (Kneph, Phtha, Neïth, als wereldgeest, oorsprong van het licht en de wijsheid); in het
Brahmaïsme (Brahma, Wischnu en Siwa of Schiwen werden voorgesteld door drie in elkaar ge-
stoken figuren); bij Plato (Goedheid, Wijsheid en Almacht als drie Hypostasen); in de Joodsch-
mythische leer Kabbala genoemd (3 Sophiroths, nl. Wijsheid, Kroon, Verstand; volgens deze
leer heeft de wereld drie aan elkaar ondergeschikte beginselen); in den geheimen zin van het
woord Jehova (hij was, is, zal zijn). In de oud-christelijke symboliek, althans niet voor het laatst
van de vierde eeuw, treft men geene aanschouwelijke voorstelling van de Drieëenheid aan. Ook
stelden de eerste Christenen in ’t algemeen God en Christus niet aanschouwelijk voor. — Het is
onnoodig, ons hier sterk in te laten met de vraag, of de eerste Christenen al of niet afbeeldingen
van hunnen Christus bezaten; wij laten de bespreking van dit teere onderwerp gaarne aan meer
bevoegde personen over. Dat echter heiden-Christenen reeds zeer vroeg afbeeldingen van hunnen
Heer en de Apostelen hebben bezeten, doch die afbeeldingen opzettelijk verborgen hielden, of er
eene heidensche opvatting aan verbonden, laat zich met grond veronderstellen, en wij kunnen dit
bovendien vernemen uit het verhaal van den geloofwaardigen Eusebius van Caesarea, wiens werken
voor de kennis der oudheid hooge waarde bezitten. Zelfs zegt Lampredius in zijne levensbeschrijving
van Alexander Severus (of Marcus Aurelius, Kom. keizer 222—235 n. C.), dat deze in zijne huiskapel
naast de beelden van Apollo , Orpheus , Abraham, ook het beeld van den Verlosser had geplaatst,
waaraan hij op heidensche wijze gewoon was te offeren.
De hiernevens geplaatste reproductie van eene miniatuur, voorkomende in het manuscript van
Virgilius der vaticaansche biblio-
theek te Rome, en tot de derde
of vierde eeuw onzer jaartelling
behoorende, geeft een aanschou-
welijk beeld van de vereeniging
van heidensche en christelijke ele-
menten. Zon, maan, sterren,
regenboog, de heiligenkrans ,
waarmede de teekenaar het hoofd
van eiken der hier voorgestelde
góden heeft versierd, zoomede de

aan eenen Christuskop doet den-
ken , duiden hier voldoende den
christelijken invloed bij eene hei-
densche voorstelling aan, of, wel-
licht omgekeerd. (Men vergelijke
de artikelen zon, maan , sterren,
visch, enz. in symbolische betee-
kenis.)
Later en vooral in de middeleeuwen wordt het christelijk Godsbegrip op de meest verschillende
wijzen voorgesteld. Bijv. God de Vader, Christus en de Heilige Geest als afzonderlijke personen,
nu eens volkomen aan elkander gelijk, en door eenen band als symbool der eenheid verbonden, dan
weder in verschillende gedaanten, en wel, God de Vader als oude van dagen, Christus volgens de

houding der handen, de visch op
den arm van Neptunus', en vooral
het hoofd van dezen gocl, dat
 
Annotationen