Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
49

moderne wapenschilders, die öf hunne kunst niet begrijpen, öf wel met geweld daaraan eene andere
richting trachten te geven, die bepaald „de ware” niet zijn kan. Men ziet bijv, bij ons Koninklijk
wapen de beide schildhoudende leeuwen dikwijls getrouw naar de natuur nagebootst op een zwak
ornament of een eenvoudig lint staan , terwijl zij met de voorpooten het wapenschild houden. Deze
stand heeft reeds op den eersten aanblik iets stootends en onnatuurlijks, waaraan men alleen kan
te gemoet komen, door die leeuwen te stijleeren, dat is, door er een ornament van te maken,
zonder dat daarom het karakter van het dier totaal behoeft verloren te gaan. Integendeel, men kan
daardoor de uitdrukking van het karakter, in verband met de grondgedachte der compositie,
gemakkelijker wijzigen of voor den beschouwer duidelijker maken. De hiernevens geplaatste afbeel-
dingen (fig. 3 en 4) van eenen leeuw en panter, die wij aan de Egyptische kunst ontleenen,
toonen aan, wat wij bedoelen, terwijl het wapen, dat wij aan het slot van deze inleiding op pag.
59 plaatsen, nog duidelijker onze meening verzinnelijkt. (Dit wapen is door E. Doepler d. J.
gestijleerd in den stijl van het begin der ióe eeuw.)
Uit het bovenstaande laat zich afleiden , dat, indien men eenen bepaalden stijlvorm voor
het ornament kiest, ook de dierenfiguren overeenkomstig dien stijl moeten worden behandeld. Zelfs
voor ’t geval men aan eene vrije, moderne behandeling van het ornament de voorkeur geeft, waarbij ,
zooals wij weldra zullen zien, de bloem- en bladvormen doorgaans op eene van de natuur afwijkende
wijze moeten worden afgebeeld, mag toch het dierenfiguur, door zijn naar het leven gevolgd voor-
komen , niet in disharmonie zijn met de van het leven ontdane vormen, die het omringen. Men
zal hiertegen inbrengen, dat deze redeneering, op den mensch toegepast, op moeilijkheden stuit.
(Wij hebben hier blijkbaar het geval op ’toog, dat de menschelijke figuur een samenhangend geheel
met het ornamentwerk vormt.) „Wij kunnen toch van het meer edele wezen, den mensch, geene
caricatuur gaan maken,” zal men zeggen. De kunst der ouden, zoowel als die der middeleeuwen
geeft ons echter middelen genoeg aan de hand om deze moeilijkheden te overwinnen; bovendien
draagt de mensch veelal eene kleeding, die eene ornamentale, stijlvolle behandeling toelaat.
3) Symbolische hemelteeekens , gereedschappen en andere voorwerpen.
Daar wij op de symbolische planten en deelen van planten reeds vroeger hebben gewezen,
blijven ons nog eenige voorwerpen ter bespreking over, die men mede zeer dikwijls in de ornamen-
tatie aantreft.
Ten eerste wijzen wij op de zon, maan en sterren. De maan was bij de Grieken en Romeinen
het zinnebeeld der kuische liefde, der nachtelijke vruchtbaarheid, enz. Wij hebben dit hemel-
lichaam reeds bij verschillende góden aangetroffen. In de christelijke kunst kan men de alleen
staande maan slechts als het zinnebeeld van den nacht beschouwen, daarentegen in vereeniging met
zon en sterren, als het symbool van de macht Gods; eene halve maan is attribuut van de maagd
Maria, en doelt op hare onbevlekte ontvangenis. De maan, als weerkaatsende den glans van de
zon, doelt op de kerk, echter ook op aardsche vergankelijkheid en onzekerheid. Somtijds doelt
de voorstelling van de maan op Eva. Maria nu is de tegenstelling van Eva, in kerkelijke opvat-
ting, daar de eerste als de brengster der zegening, de laatste als die der zonde wordt beschouwd;
daarom treft men de maan op vele oude afbeeldingen aan met een meisjesgezicht. (Vergl. Openb.
Joh. 12, 1.) —■ Als insigne van het Mahomedisme komt de maan dikwijls voor. — Bij de afbeelding
van eenige heiligen ziet men eene zon, ’t zij boven het hoofd, op de borst of in de hand, waarop de
letters I. H. S. {in hoe signo\ zijn geplaatst, of wel een crucifix is afgebeeld. De legenden van de
heiligen wijzen de beteekenis van dit toevoegsel aan, dat van den reeds vroeger besproken nimbus in
den regel afwijkt, zoo bijv, bij St. Columbanus, wiens moeder volgens de legende had gedroomd, dat
zij eene wandelende zon ter wereld zoude brengen; bij St. Ewald, den zwartgelokten (er zijn twee hei-
ligen, broeders, van dien naam), op wiens lijk eiken nacht een lichtstraal uit den hemel neerviel, enz.
 
Annotationen