Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
PLAAT 29-32.

Compositiën gebaseerd op den eik en den hazelaar; idem op het
viooltje, het meibloempje, de leverbloem en de sleutel-
bloem; idem op de roos.
Plaat 29. Deze bevat compositiën, clie gebaseerd zijn op den eik (Quercus] en op den
hazelnoot (Corylus\ Van den eik hebben wij twee inl. soorten, n.1. den gesteelden ofzomereik
{Q. pedunculata] en den ongesteelden of [Q. sessiliflora\, bij de eerste soort zitten ver¬
scheidene vruchten langs lange stelen bijeen , terwijl bij de tweede de vruchten ongesteeld zijn. De
kogelvormige uitwassen, galappels of galnoten genaamd, die men op de bladeren der eiken dikwijls
aantreft, zijn aanzwellingen , ontstaan ten gevolge van den steek van een insect, de eikebladgalwesp.
Van den hazelnoot hebben wij slechts ééne inl. soort, n.1. de onder den naam van hazelaar be-
kende Corylus Avellana, met hare hangende mannelijke bloemkatjes en knopvormige , vrouwelijke
katjes met roode stijlen. De bijna ronde en gezaagde bladeren komen bij dezen heester na den
bloeitijd, in Maart, te voorschijn, terwijl zijne vrucht door een bladachtig, gespleten omhulsel is
omgeven.
Op den eersten blik zal de oningewijde meenen, althans bij de groote compositiën, die op
deze plaat voorkomen , met natuurlijke floravormen te doen te hebben. Bij eene meer nauwkeurige
beschouwing echter, en vooral door eene vergelijking met de natuur, zal hij spoedig de wezenlijk
ornamentale vormen ontdekken, die deze compositiën bevatten; de schikking der bladeren en vruch-
ten , de gedaante en stand der eekhoorns en van den kever, de buiging der takken en bladlappen
zijn de bestudeering overwaard. Men lette daarbij op de wezenlijk geniale wijze, waarop de com-
ponist in de teekening, die ter rechterzijde boven staat, groepeeringen van drie heeft verkregen,
zonder tegen de natuur te zondigen. Overigens kunnen deze compositiën als voorbeelden voor har-
monisch evenwicht (vergel. pag. 106) dienen.
De vier kleinere teekeningen vertoonen, op ’t oog afgaande, meer getransformeerde vor-
men: de beide middelste zijn loopende herhalingen, de beide andere symmetrische schikkingen,
samengesteld uit bladeren en vruchten.
Ten slotte is het misschien niet ondienstig, te wijzen op het effect, dat het fond der verschil-
lende teekeningen, zoowel op de kleuren der daarbij behoorende, als der in de nabijheid staande
compositiën maakt.
Plaat 30 vormt een wezenlijk contrast met de voorgaande, en is juist daarom achter deze ge-
plaatst. Terwijl bij a.pl. 29 naar ronding, kleur, beweeglijkheid wordt gestreefd, is hier het orna-
ment vlak en streng gehouden, de plantenvorm tot zijne eenvoudigste gedaante teruggebracht, terwijl
matheid en somberheid in de kleur op den voorgrond treden. De compositie is gebaseerd, als volgt:
de rand, op het viooltje (/ThZ<z); de omsluiting van het middelveld, op het meibloempje of
lelietje der dalen (Convallaria majalis)-, het centrum van het middelveld, op de leverbloem
 
Annotationen