deze omstandigheden hebben samengewerkt, om aan het Attische product de overwinning
te bezorgen, en deze is zoo volkomen geweest, dat de eene fabriek voor, de andere na,
den strijd heeft moeten opgeven. Eerst een eeuw ongeveer later ontstonden gevaarlijke
concurrenten in Z. Italië; veel nieuws hebben deze echter niet gebracht, in hoofdzaak
slechts voortwerkend op de Attische gegevens. Zoo komt het, dat de Attische vazen met
roode en zwarte figuren, veelal als »de” Grieksche worden beschouwd, waarbij de zoo
aantrekkelijke oudere fabrikaten onverdiend worden veronachtzaamd. (Daar de meeste in
den kunsthandel voorkomende Attische vazen in Etrurië waren gevonden, gaf men in de
vorige eeuw er den naam van Etrurische aan, waarmede zij nog wel eens worden aan-
geduid. Het aantal in Etrurië zelf vervaardigde vazen
met zwarte of roode figuren is echter zeer gering).
Bij een dergelijke groote productie ligt het voor
de hand, dat gemaniëreerdheid en slordigheid moeten
voorkomen. Zonder dit te willen loochenen, is dit toch
geenszins zoo dikwijls het geval, als bij de Korinthische
of de jongere Zuid-Italiaansche vazen. Vooral geldt dit
voor het oudere vaatwerk, dat tusschen + 350 en ± 470
v. Chr. is ontstaan. Eenige bescheiden specimina vindt
men op pl. III; voortreffelijk èn van techniek, èn in
zijn bescheiden décor is de kylix (schaal), in vorm en
versiering eenigszins afhankelijk van Oost-Grieksche
stukken.
Ten einde een zoo groot mogelijk gedeelte van
het vaasoppervlak met de verflaag te beschermen, zijn
de Atheners er toe over gegaan, het decoratiesysteem
om te keeren door, instede van de voorstelling zelf,
het fond te kleuren. Hierbij had men tevens het
voordeel, in de silhouette de détails met lijnen op
lossere en fijnere wijze aan te geven, dan door het
inkrassen of uitsparen mogelijk was, terwijl bovendien
minder gebruik van bonte retouches behoefde te worden gemaakt, hetgeen meer in over-
eenstemming was met de echt Attische zucht naar soberheid. Zoo ontstonden de z.g.
rood-figurige vazen, (± 525 v. Chr.).
Daar dit den decorateur veel moeite bood, bleef het oudere systeem nog lang in
gebruik. Bovendien zocht men naar andere oplossingen, bijv. de geheele vaas te kleuren,
en op de zwarte verf met matte kleuren de versiering te zetten. De moeilijkheid, zulke
kleuren op de gladde verf behoorlijk te doen hechten, is oorzaak geweest, dat dit systeem
geen succes had, en op deze wijze gedecoreerde vazen een zeldzaamheid zijn gebleven.
(Een goed voorbeeld uit de lste helft der Vde eeuw v. Chr. bezit het museum onder n°. 48).
Behalve deze bekende met voorstellingen versierde vazen, hebben de Grieken, de
78
te bezorgen, en deze is zoo volkomen geweest, dat de eene fabriek voor, de andere na,
den strijd heeft moeten opgeven. Eerst een eeuw ongeveer later ontstonden gevaarlijke
concurrenten in Z. Italië; veel nieuws hebben deze echter niet gebracht, in hoofdzaak
slechts voortwerkend op de Attische gegevens. Zoo komt het, dat de Attische vazen met
roode en zwarte figuren, veelal als »de” Grieksche worden beschouwd, waarbij de zoo
aantrekkelijke oudere fabrikaten onverdiend worden veronachtzaamd. (Daar de meeste in
den kunsthandel voorkomende Attische vazen in Etrurië waren gevonden, gaf men in de
vorige eeuw er den naam van Etrurische aan, waarmede zij nog wel eens worden aan-
geduid. Het aantal in Etrurië zelf vervaardigde vazen
met zwarte of roode figuren is echter zeer gering).
Bij een dergelijke groote productie ligt het voor
de hand, dat gemaniëreerdheid en slordigheid moeten
voorkomen. Zonder dit te willen loochenen, is dit toch
geenszins zoo dikwijls het geval, als bij de Korinthische
of de jongere Zuid-Italiaansche vazen. Vooral geldt dit
voor het oudere vaatwerk, dat tusschen + 350 en ± 470
v. Chr. is ontstaan. Eenige bescheiden specimina vindt
men op pl. III; voortreffelijk èn van techniek, èn in
zijn bescheiden décor is de kylix (schaal), in vorm en
versiering eenigszins afhankelijk van Oost-Grieksche
stukken.
Ten einde een zoo groot mogelijk gedeelte van
het vaasoppervlak met de verflaag te beschermen, zijn
de Atheners er toe over gegaan, het decoratiesysteem
om te keeren door, instede van de voorstelling zelf,
het fond te kleuren. Hierbij had men tevens het
voordeel, in de silhouette de détails met lijnen op
lossere en fijnere wijze aan te geven, dan door het
inkrassen of uitsparen mogelijk was, terwijl bovendien
minder gebruik van bonte retouches behoefde te worden gemaakt, hetgeen meer in over-
eenstemming was met de echt Attische zucht naar soberheid. Zoo ontstonden de z.g.
rood-figurige vazen, (± 525 v. Chr.).
Daar dit den decorateur veel moeite bood, bleef het oudere systeem nog lang in
gebruik. Bovendien zocht men naar andere oplossingen, bijv. de geheele vaas te kleuren,
en op de zwarte verf met matte kleuren de versiering te zetten. De moeilijkheid, zulke
kleuren op de gladde verf behoorlijk te doen hechten, is oorzaak geweest, dat dit systeem
geen succes had, en op deze wijze gedecoreerde vazen een zeldzaamheid zijn gebleven.
(Een goed voorbeeld uit de lste helft der Vde eeuw v. Chr. bezit het museum onder n°. 48).
Behalve deze bekende met voorstellingen versierde vazen, hebben de Grieken, de
78