Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 13.1920

DOI Heft:
[Nr. 4]
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: De algemeene Vergadering te Roermond
DOI Artikel:
Pluym, Willem van der: Openingsrede van den Voorzitter, Prof. Willem van der Pluym, gehouden op de algemeene vergadering te Roermond
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19839#0168

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Horn, konden wij, den derden dag, een dier dorpskerkjes, fraai gerestaureerd door
Dr. Cuypers: het kerkje van Asselt, met de zoo bevallig versierde kinderkapel, bewonderen.
Tevoren waren wij op innemende wijze ontvangen door den slotheer en de slotvrouw
van het trotsche kasteel Hillenrade.

Laat ik, eindelijk, niet vergeten te vermelden, dat ons gedurende deze dagen, dank
zij de Roermondsche Harmonie en het Roermondsche mannenkoor, ook van de Zuid-
Limburgsche muzikaliteit aangename herinneringen werden meegegeven.

E. J. HASLINGHUIS,

Secretaris.

OPENINGSREDE VAN DEN VOORZITTER, PROF. WILLEM VAN DER PLUYM,
GEHOUDEN OP DE ALGEMEENE VERGADERING TE ROERMOND.

Het welkom roep ik u allen hier toe op deze 21ste Jaarvergadering van onzen
Bond. Naar ik hoop, zal hij, zijn leeftijd getrouw, vol jeugd en frischheid de taak
vervolgen in het belang onzer monumenten van geschiedenis en kunst.

Ruim duizend weken oud is onze Bond; wie veert niet op bij het hooren van
dezen heerlijken leeftijd, wanneer hij denkt aan eigen jeugd. Hoeveel zou men er niet voor
over hebben, die nog eens te beleven — of behooren wij reeds tot de zilte-tranenmengende
Borgers, die niet meer wenschen terug te treden op den afgelegden levensbaan. Laten we
hopen, dat deze bijeenkomst in Roermond zal staan in het teeken van een 21-jarige,
waaruit gezond idealisme en opgewekte levenskracht opbruischen, die we zoo noodig
hebben om den berg van arbeid steeds verder te bestijgen en een nieuw punt te bereiken.

Heden staan we op zoo’n plateau, dat als een groene Alp zich voor ons uitstrekt
en waar we even willen verwijlen om terug te blikken op hetgeen onder ons ligt en
reeds de kleur der herinnering tracht aan te nemen.

Kort willen we stipuleeren datgene wat voorbijging in het afgeloopen jaar en, gelijk
een zakenman aan het eind van zijn boekjaar, ook hier een balans opmaken. Ook wij
hebben die posten eenerzijds onder het debet, anderzijds onder het credit te plaatsen. Ook
wij gevoelen het »debere” als een «moeten” of verplicht zijn tot handelend op te treden,
terwijl het «credere” meer die zaken omvat, waarin wij vertrouwen of geloof hebben.
Immers wij gelooven in het totstandkomen van een monumentenwet, in het vinden van
een goede oplossing voor het museum-wezen, in het stichten van een Rijksarchitectuur-
museum en andere zaken.

Gelijk de koopman zijn afschrijvingen doet, zoo ook kan dit bij ons gebeuren,
wanneer wij posten hebben, die bij gebrek aan goeden voedingsbodem moeten succombeeren.
Maar was het niet reeds de Evangelist Johannes die schreef: »het licht schijnt in de
«duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen.” Ook wij hebben te strijden tegen
onwetendheid en vooroordeel; moeilijk en vaak disillusioneerend is dan de arbeid. Maar
waar komt dit niet voor.

150
 
Annotationen