Atheners vooral, ook vaatwerk vervaardigd, dat geheel zwart is geschilderd — desnoods
een enkel blank streepje uitgezonderd — en dat verder behalve een soms gegraveerd of
ingeperst ornament, geen versiering draagt en alleen werkt door de fijne buiging van
den wand, door de zorgvuldig berekehde proporties, door de diep glanzende kleur der
beschildering. Van zulke stukken, die even goed een triumph van pottebakkerskunst
mogen worden genoemd als het beroemde Chineesche egg-shell-porcelein, bezit het
museum verscheidene goede voorbeelden; een voortreffelijk staal in den kleinen beker
pl. IV: vermoedelijk + 400 v. Chr. vervaardigd. De blanke band boven het fijne voetje,
doet de mooie glans der beschildering te scherper uitkomen, terwijl de onder den voet
getrokken cirkels er den modernen beschouwer aan herinneren, dat het vaasje bewaard werd
door het aan een oor op te hangen met de opening tegen den muur. Met deze zwarte verf
werden allerlei proeven genomen, soms werd een deel, door
bijzondere wijze van bakken, rood gekleurd, een schaaltje in
het museum, n°. 53, is van binnen anders gekleurd dan van
buiten. Soms gaf men er een glans aan van gepatineerd zilver of
brons. De voorliefde voor deze soort van vazen nam in Grieken-
land mettertijd toe. Bij de toenemende weelde in de IVde en
lilde eeuw wilden de rijkeren geen aardewerk meer gebruiken,
alleen metalen vaatwerk. Zoo kwam aardewerk in zwang, dat
in vorm en kleur een zoo getrouw mogelijke billijke nabootsing
van het geliefde modeartikel was. Om de overeenstemming
nog grooter te maken, bracht men zelfs voorstellingen en
relief aan. Sommige schalen schijnen zelfs door middel van
afgietsels van metalen vazen te zijn gemaakt. Onnoodig te
zeggen dat deze uitloopers een symptoom zijn van verval der
vazenindustrie, die in de VII—Vde eeuw zonder het karakter te
verliezen van toegepaste kunst, toch altijd hare zelfstandigheid
wist te bewaren, tegenover de voorbeelden eener vrijere kunst.
Een laatste omwenteling heeft dan nog in den loop der
IIde eeuw v. Chr. plaats. In plaats van de zwarte kleur komt de roode, en zoo ontstaat
de soort van vazen, die onder den naam van terra-sigillata door de Romeinen overal werd
verbreid. Een fraai gevormd waterkruikje, pl. V, dient als voorbeeld voor deze klasse.
Van het Romeinsche vaatwerk bezit het museum behalve een aantal goede kruikjes in
bruikleen nog geen noemenswaardige voorbeelden.
Als voorbeeld voor de hoogontwikkelde glasindustrie der Vide eeuw beelden wij
tot slot een kleine amphora af. De kleuren zijn niet doorschijnend, gele, donkerblauwe
en witte aderen wisselen in een zigzag rand met elkander af. De plaats van vervaardiging
is nog niet met zekerheid vastgesteld, misschien komt Rhodos of Phenicië in aanmerking.
s-Gravenhage. C. W. LUNSINGH SCHEURLEER.
Plaat VI.
79
een enkel blank streepje uitgezonderd — en dat verder behalve een soms gegraveerd of
ingeperst ornament, geen versiering draagt en alleen werkt door de fijne buiging van
den wand, door de zorgvuldig berekehde proporties, door de diep glanzende kleur der
beschildering. Van zulke stukken, die even goed een triumph van pottebakkerskunst
mogen worden genoemd als het beroemde Chineesche egg-shell-porcelein, bezit het
museum verscheidene goede voorbeelden; een voortreffelijk staal in den kleinen beker
pl. IV: vermoedelijk + 400 v. Chr. vervaardigd. De blanke band boven het fijne voetje,
doet de mooie glans der beschildering te scherper uitkomen, terwijl de onder den voet
getrokken cirkels er den modernen beschouwer aan herinneren, dat het vaasje bewaard werd
door het aan een oor op te hangen met de opening tegen den muur. Met deze zwarte verf
werden allerlei proeven genomen, soms werd een deel, door
bijzondere wijze van bakken, rood gekleurd, een schaaltje in
het museum, n°. 53, is van binnen anders gekleurd dan van
buiten. Soms gaf men er een glans aan van gepatineerd zilver of
brons. De voorliefde voor deze soort van vazen nam in Grieken-
land mettertijd toe. Bij de toenemende weelde in de IVde en
lilde eeuw wilden de rijkeren geen aardewerk meer gebruiken,
alleen metalen vaatwerk. Zoo kwam aardewerk in zwang, dat
in vorm en kleur een zoo getrouw mogelijke billijke nabootsing
van het geliefde modeartikel was. Om de overeenstemming
nog grooter te maken, bracht men zelfs voorstellingen en
relief aan. Sommige schalen schijnen zelfs door middel van
afgietsels van metalen vazen te zijn gemaakt. Onnoodig te
zeggen dat deze uitloopers een symptoom zijn van verval der
vazenindustrie, die in de VII—Vde eeuw zonder het karakter te
verliezen van toegepaste kunst, toch altijd hare zelfstandigheid
wist te bewaren, tegenover de voorbeelden eener vrijere kunst.
Een laatste omwenteling heeft dan nog in den loop der
IIde eeuw v. Chr. plaats. In plaats van de zwarte kleur komt de roode, en zoo ontstaat
de soort van vazen, die onder den naam van terra-sigillata door de Romeinen overal werd
verbreid. Een fraai gevormd waterkruikje, pl. V, dient als voorbeeld voor deze klasse.
Van het Romeinsche vaatwerk bezit het museum behalve een aantal goede kruikjes in
bruikleen nog geen noemenswaardige voorbeelden.
Als voorbeeld voor de hoogontwikkelde glasindustrie der Vide eeuw beelden wij
tot slot een kleine amphora af. De kleuren zijn niet doorschijnend, gele, donkerblauwe
en witte aderen wisselen in een zigzag rand met elkander af. De plaats van vervaardiging
is nog niet met zekerheid vastgesteld, misschien komt Rhodos of Phenicië in aanmerking.
s-Gravenhage. C. W. LUNSINGH SCHEURLEER.
Plaat VI.
79